In de Middeleeuwen, toen overal het leenstelsel nog heerste, kon de Heer van zijn leenmannen of zijn horigen, die een stuk land van hem in gebruik hadden, bepaalde diensten eisen, die hand- en spandiensten werden genoemd. De ondergeschikte moest n.l. van tijd tot tijd zijn handen en zijn gespan (paarden enz.) ten dienste van zijn leenheer stellen.
Het woord hand- en spandiensten werd ook later, tot in de 16e eeuw, nog gebruikt voor de verplichting van de z.g. dijkplichtigen, om eigenhandig de dijken te onderhouden.