Een geiser is een natuurlijke, spuitende bron, die met min of meer geregelde tusschenpozen een straal warm water en waterdamp uitstoot. Dit verschijnsel behoort tot het vulkanisme en wordt voornamelijk daar waargenomen, waar zich meer verschijnselen van werking van vulkanischen aard voordoen, d.w.z. in streken, waar de aardkorst betrekkelijk dun is en de vulkanische werking aan, of vlak onder de oppervlakte merkbaar is.
Men neemt aan, dat het water, dat zich in onderaardse kanalen bevindt, door den invloed van het inwendige vuur gaat koken en dan met grote kracht uitgestoten wordt. Om verschillende redenen, waaromtrent in de wetenschappelijke wereld nog geen zekerheid bestaat, is er een zekere regelmatigheid in deze erupties van water merkbaar.
De grote Geiser op Ijsland werpt bijv. ongeveer om de 80 à 90 minuten een kleine hoeveelheid kokend water omhoog. Daarnaast spuit hij iedere 24 à 30 uur enige malen een waterkolom omhoog van een doorsnee van 2 meter en een hoogte van 25 a 36 meter. Een andere geiser, de „Old Faithfull” genaamd, spuit bijna geregeld iedere 65 minuten 40 meter hoog; andere geisers daarentegen werken minder regelmatig.
Aangezien het water grote hoeveelheden kiezelzuur en kalk in oplossing bevat en deze stoffen bij afkoeling in vasten vorm neerslaan, zo heeft zich in den regel rondom den geiser een terreinverhoging gevormd. Hierdoor vormden zich bij verschillende geisers fraaie terrassen.
De meeste geisers komen voor in het bekende Yellowstone-park in de Verenigde Staten van N. Amerika, waar er ongeveer een honderdtal te vinden zijn.