Wanneer een brandbare vloeistof (b.v. petroleum of olie) in een cylinder met samengeperste lucht wordt gespoten, w'ordt een explosief mengsel verkregen. Hiertoe moet de lucht tot ongeveer 30 atmosfeer worden samengeperst, waarbij de temperatuur tot boven de 6oo° stijgt.
Deze temperatuur is nodig, daar anders geen zelfontbranding (explosie) van het mengsel van lucht en olie plaats heeft.De eerste, die dit ontdekte, was Rudolf Diesel, in 1859 geboren te Parijs als kind van Duitse ouders. In ongeveer 1892 deed hij in München zijn uitvinding.
Een dieselmotor ziet er als volgt uit: In een cylinder kan een zuiger op en neer bewegen. Stel dat de zuiger boven in den cylinder staat. Gaat hij nu naar beneden, dan zuigt hij door een klepje boven in den cylinderwand, lucht aan. Gaat hij dan weer naar boven, dan wordt dat klepje (inlaatklep) gesloten en wordt de lucht in den cylinder samengeperst. Is de zuiger bijna bovenaan gekomen, dan wordt er in den cylinder boven den zuiger een druppel brandbare vloeistof gespoten, waardoor het explosieve mengsel ontstaat, hetwelk bij de ontbranding den zuiger naar beneden duwt. Gaat hij nu weer naar boven, dan wordt het verbrande mengsel door een ander klepje — uitlaatklep genaamd — afgevoerd. De zuiger kan nu weer lucht aanzuigen en de werking begint van voren af aan. Zoals jullie dus gelezen hebt, gebeurt de gehele handeling in 4 slagen. (Dit heet wel in 4 tacten. Vandaar dat zo’n motor vier-tactmotor heet). Aan den zuiger zit een stang (drijfstang), die, door middel van een krukas aan een wiel bevestigd, dit een draaiende beweging kan laten maken.
Omdat zo’n zuiger maar éénmaal van de vier slagen een explosie veroorzaakt, neemt men vaak vier cylinders, die zodanig gesteld zijn, dat ze achtereenvolgens ontbranden, waardoor dus bij iederen slag in één der vier cylinders een explosie plaats heeft.
Aangezien de moderne dieselmotoren ongeveer 1500 omwentelingen in de minuut maken, begrijpen jullie wel, dat er zeer nauwkeurige brandstofpompjes nodig zijn, om op het juiste moment de olie in zo’n cylinder te spuiten. Vroeger gebeurde dit inspuiten met behulp van samengeperste lucht. De luchtdruk moest echter groter zijn dan 30 atmosfeer, om de vloeistof in den cylinder te brengen en wel tussen 50 en 70 atmosfeer. Dit was een groot bezwaar. Men heeft echter in de laatste jaren kans gezien, pompjes te maken, die direct de olie boven in de cylinders kunnen spuiten met een druk hoger dan 30 atmosfeer. Hierdoor zijn de dieselmotoren veel meer in gebruik gekomen.
Dat deze motoren zoveel toepassing vinden, heeft zijn oorzaak in de lagere brandstofprijs van olie tegenover steenkool, terwijl de installatie veel minder plaats inneemt dan een stoommachine. Ook de brandstof neemt minder plaats in en het bunkeren is veel minder vuil.