Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Diakenen

betekenis & definitie

of diaconen waren in den eersten tijd van het Christendom de dienaren van de Christelijke gemeente —het Griekse woord diaconos betekent dienaar —, die tot taak hadden, de liefdegaven voor de armen en zieken te verzamelen en uit te delen.

Wij lezen in den Bijbel, dat er in de eerste gemeente te Jeruzalem zeven waren gekozen, van welke sommigen tegelijkertijd het evangelie predikten.

In later tijd kregen de diakenen hogere functies. De diaken in de R.K. kerk heeft o.a. de macht, om den plechtigen doop en de communie toe te dienen. Tevens mag hij prediken. De wijding tot diaken gaat meestal een half jaar vooraf aan die van de priesterwijding.

In de protestantse kerken in ons land zijn de diakenen belast met de verzorging der armen en maken zij deel uit van den kerkeraad.

Diaconessen hadden in de eerste Christelijke gemeenten een soortgelijke taak als de diakenen. Zij legden zich vooral toe op de ziekenverpleging, het onderwijzen van meisjes en het bezoeken van gevangenen. In de 9de eeuw zijn zij evenwel in West-Europa verdwenen, doch later keert de naam diaconessen in andere betekenis terug.

Sommige regentessen van weeshuizen en andere gestichten van liefdadigheid worden diaconessen genoemd. Bovendien heten diaconessen de Protestantse verpleegsters, die in de diaconessenhuizen werken en daar ook volgens vastgestelde regels leven.

Het ontstaan van diaconessenhuizen dateert uit 1834, toen de eerste inrichting werd gesticht te Kaiserswerth in Duitsland.