Balata is de naam van een product, uit het sap van een boom verkregen, die in een groot deel van het Noorden van Zuid-Amerika, o.a. in ons Suriname, voorkomt. In Suriname wordt hij bolletrieboom genoemd.
Het is een boom met een brede kroon, glimmende leerachtige bladeren en zeer veerkrachtig donkerrood hout, dat wel eens paardenvleeshout wordt genoemd. Dit hout is zo sterk, dat het veel voor meubels en voor spoorwegdwarsliggers (ook voor strijkstokken) wordt gebruikt.
We zouden echter misschien niet eens over dezen boom zijn beginnen te spreken, als hij niet ook het sap leverde, waaruit de balata wordt bereid.Vroeger werd het balatasap wel eens door de inboorlingen gedronken, doch sinds 1857 weet men, dat men er een taaie rubberachtige stof van kan maken. Daartoe worden de bomen in Suriname en BritsGuyana door creolen z.g. balata-bleeders (van het Engelse woord to bleed, hier: laten bloeden) afgetapt. Ze maken een aantal visgraatachtige ondiepe insnijdingen in den stam. en verzamelen het sap, dat eruit vloeit, eerst in kleine vaten en later in grotere, waarna het tenslotte wordt overgebracht in ondiepe bakken, die in de zon worden geplaatst, waardoor zich vellen „sheets” op de melk vormen, precies als bij koemelk. En nu weet je allemaal natuurlijk, dat de vellen ,,’t beste van de melk” zijn. Dit is bij Balata-melksap ook het geval. De vellen worden eraf genomen, gedroogd en naar de stapelplaats gebracht. De balatavellen zijn leerachtige, bruine elastische platen. In tegenstelling met guttapercha is balata buigzaam en elastisch. Balata wordt gebruikt voor de bekleding van onderzeekabels en voor een soort linoleum (balatum), ook voor het impregneren van geweven drijfriemen of transportbanden. Vermengd met rubbersoorten of met guttapercha gebruikt men het voor schoenzolen, matrijzen — zie Matrijs — golfballen en in de tand-techniek.