Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Tschoudy, (van)

betekenis & definitie

TSCHOUDY, (Baron VAN) geboren in de Oostenrijksche Staten, omstreeks 1729, overleed te Parijs, 28 Mei 1769. THORY zegt van hem, Acta Latomorum, T. I. p. 94 suiv.

Hij was in 1766 naar Frankrijk gekomen, om, zoo als hij zeide, der V.: M.: een nieuw leven te geven, door er onderscheidene hooge graden in te voegen, welke men zeer goed had kunnen missen, ofschoon er in hunne zamenstelling geest, geleerdheid en belangrijke gezigtspunten doorblonken. Hij was een van de Apostels der leer van RAMSAY, (zie dat Art.) en is schrijver van het werk: l'Étoile Flamboyante, ou la société des Francs-Maçons, considérée sous tous les aspects (Francfort et Paris 1766, 2 Tomes, in 12o. VI et 342, VIII et 327pp.) Een geschrift, dat opmerking verdient onder de systematiesche werken. Bij zijn overlijden vermaakte hij onderscheidene manuscripten aan de Archieven van den Raad der Ridders van het Oosten, van welken hij lid was, en onder anderen ook het werk, getiteld: l'Écossais de Saint André d'Écosse, contenant le developpement total de l'Art Royal de la FU MU (Paris in 12o.) op voorwaarde van het niet te doen drukken, waaraan zich de raad nogtans niet stoorde, maar het laatstgenoemde werk uitgaf en verkocht. De schrijver van het opstel, getiteld: Recherches sur les initiations anciennes et modernes, te vinden in de Encyclopédie Maç. van CHEMIN DUPONTÈS, T I, zegt (p. 100 volg.) van het werk, dat men er een gemakkelijken en aangenamen stijl, juiste opmerkingen en goede inzigten in vindt, en dat de hervormingen, door hem voorgesteld, door het Gr O grootendeels zijn bewerkstelligd, zoodat men regt heeft te zeggen, dat dit Fransche Hoofdbestuur hieruit sterk heeft geput, ter dienste der (toen) nieuwe Statuten. Daarentegen vindt men van den schrijver der Encyclopedie zelven, in TI. p. 143-191, een zeer belangrijk Examen et analyse de l' Étoile Flamboyante, waaruit blijkt, dat er niet alles goud is.

Die schrijver zegt van TSCHOUDY'S stijl: De geestigheid, welke hij bezit, wordt vaak bedorven door die, naar welke hij jaagt. Zijn stijl is over het algemeen duister en verward, en schier altijd breedsprakig (dijfus). De uitmuntende zaken, waardoor dit werk aanbevelenswaard is, verdrinken in vervelenden klinklank van woorden (verbiage fastidieux). Bij het opgeven van de graden, door TSCHOUDY vermeld, zegt Ch. zij zijn een zonderling gedenkstuk van de zotheden van den menschelijken geest, en het is genoeg, ze op te noemen, om er het belagchelijke van te doen gevoelen. In dien geest had TSCHOUDY zelf ervan gesproken, zoo als deze laatste dan ook die lijst onmiddellijk doet volgen door de woorden: ‘Vanwaar komt die koopwaar, en door welk eene noodlottigheid komt het, dat een zoo slechte prullenboel (mauvaise drogue) een zoo verwonderlijk vertier heeft gevonden.’.

< >