PRESTON, (WILLEM) geboren te Edimburg, den 28sten Julij 1742, is schrijver van het belangrijke werk: Illustrations of Masonry (Londen 1772, in 8vo.), waarvan in 1812 de 12e. uitgave is verschenen. Eene Duitsche overzetting er van, onder den titel van: Ophelderingen over de VU MD, heeft JOH. HEINR. CHR. MEYER (waarschijnlijk naar de 1e. uitgave van het origineel, want zij stemt met de latere uitgaven weinig overeen), te Stendal, in 1776, in 8vo. in het licht gegeven.
Op de keerzijde van het titelblad der Duitsche overzetting, bevindt zich het verlof, tot de uitgave van dit werk, van de Gr L, in het Engelsch in de nieuwere uitgaven van het oorspronkelijke ontbrekende waarbij verklaard wordt, dat het overeenstemmend bevonden is met de oude gebruiken van het genootschap, en welk stuk door den toen regerenden Gr M PETRE, den ged Gr M, KAREL DILLON, de Gr Opz PIETER PARKER en WILLEM ATKINSON, en den Groot-Sekretaris JAKOB HESELTINE is geteekend. Zie hier PRESTONS levensbeschrijving door FESSLER.PRESTON, de zoon van welgestelde ouders, verloor zijnen vader op zijn negende jaar Zijne eerste ontwikkeling had hij te danken aan STIRLING, een voordeelig bekend onderwijzer te Edimburg, en maakte van zijn zesde jaar af in de openbare Latijnsche school goede vorderingen. Hij ging van daar naar het kollegie van den bekenden Professor HUNTER, om zich, onder diens leiding, in de Grieksche taal te oefenen. Zijne vlijt, gedurende zijn verblijf aan de Universiteit, en zijne vorderingen in de oude letteren, deden den beroemden taalkundige THOMAS RUDDIMAN de oogen op hem vestigen.
Daar hij zich nu, na den dood zijns vaders, de bescherming en de vriendschap dezes Geleerden had verworven, verliet hij het kollegie, en vervulde bij zijnen werkzamen beschermer de post van Amanuensis. Deze liet hem, wel is waar, bij zijnen broeder WALTER RUDDIMAN. Boekhandelaar te Edimburg, als leerling inschrijven; maar dewijl de oude letterkundige, door aanhoudend lezen en vergelijken van oude handschriften, zijn gezigt verloren had, zoo gebruikte hij den jongen PRESTON, gedurende het grootste gedeelte van zijnen leertijd, om hem dergelijke stukken voor te lezen; de nog onvoltooide werken moest hij afschrijven, en wat zich op de pers bevond, korrigeeren. Hierdoor werd hij wel verhinderd, veel kennis van den praktieschen boekhandel op te doen, doch de vermeerdering van zijne kennis vergoedde hem dit alles weder. Na RUDDIMANS overlijden werkte hij omstreeks een jaar als zetter, en ging in 1760, met aanbevelingsbrieven van zijnen onderwijzer en zijne vrienden, naar Londen, om daar zijne neiging voor de wetenschappen te bevredigen. De koninklijke boekdrukker WILLEM STRAHAN ontving hem vriendelijk, en PRESTON stond bij hem, en naderhand bij diens zoon ANDREAS STRAHAN, 30 jaren in dienst, ook als korrektor.
Met den laatste schijnt hij eindelijk eene kompanjie te hebben aangegaan; want op de keerzijde van het titelblad van de uitgave der Illustrations van 1812, bevindt zich de opgave van de drukkers STRAHAN en PRESTON, Printerssreet, Londen. Op het titelblad van den 10e. uitgave 1801, staat daarentegen: Printed by A. STRAHAN, Printersstreet.
Hij werd tot V.: M.: aangenomen in de Oud-Engelsche Loge, welke toenmaals in het logement het witte Hert vergaderde; en tusschen 1764 en 1767 was hij medeoprigter van de Loge Caledonian Lodge, door den nieuw-Engelschen Grootmeester Lord BLANEY, gekonstitueerd.
Van toen af spaarde hij moeite, noch kosten, om ook in de Maç.: kennis te vorderen. Met behulp van een sterk geheugen, eene uitgebreide bekendheid met VV.: MM.:, en zijne letterkundige briefwisseling met ervaren Broeders binnen en buitens lands, bereikte hij zoodanig zijn doel, dat hij algemeen erkend en geacht werd als een bekwaam Meester in de kunst. Op den 21sten Mei 1772 hield hij, ten aanhoore van tien Groot-Officieren en een groot aantal BBD, eene redevoering, over het wezen der V.: M.:, welke algemeen bijval vond, en aanleiding gaf tot de uitgave van zijne Illustrations.
Nadat hij door vlijt en moeite zijn Ma9D systema geregeld had, gaf hij eene cirkulaire uit., bij welke hij uitnoodigde tot eene regelmatige reeks van voorlezingen, over al de graden der V.: M.:; en deze hield hij in het openbaar in 1774, in het gildehuis de Muts. In volgende jaren woonde hij andere zulke vaste vergaderingen bij. Door zulke middelen werden de onderteekeningen tot milde bijdragen veel grooter, dan voorheen, en dagelijks wies het gezelschap in uitstekende leden aan.
De oude Loge (Lodge of Antiquity), in volgorde de eerste der Engelsche werkpl., koos hem, bij het eerste bezoek dat hij er aflegde, tot haren reg. M., nadat hij zes jaren lang de Lodge of Philantropy, en vroeger verschillende andere Loges had geregeerd. Gedurende dat hij onderscheiden jaren lang den moker voerde in de Lodge of Antiquity, nam deze in aantal van leden toe en verbeterde hare inkomsten. Om zich eene volledige kennis te verschaffen van den toestand des genootschaps, onder de nieuw Engelsche Konstitute, werd hij, onder den Grootmeester, Hertog van Beaufort, en THOMAS FRENCH; in 1768-1769 als Sekretaris werkzaam, medearbeider bij het hernieuwde zamenstel der stelregels (regulations), en bij de vernieuwing der binnen- en buitenlandsche briefwisseling. Nadat hij later tot Gedeputeerde van den Groot-Sekretaris JAKOB HESELTINE was benoemd, verzamelde hij al de merkwaardige gebeurtenissen (remarkable occurences), welke in de eerste uitgaven van den V. M.
Calendar werden gevoegd, en een blijvend gedeelte in de volgende uitgaven van dat boek werden. Hij vervaardigde een aanhangsel op het Konstitutieboek, en ontwierp de geschiedenis der V.: M.: Bij den in het jaar 1779 ontstanen twist der Gr L met de Oude Loge, nam PRESTON de partij zijner Loge op, en werd daarom met zijne vrienden buiten het genootschap gesloten. Eerst na tien jaren, en na een nieuw onderzoek van het onderwerp des geschils, werden PRESTON en zijne vrienden door de Gr L in hunne regten hersteld. Dit geschiedde den 2den Mei 1790, bij het groote feest, in tegenwoordigheid van den toenmaligen Gr M, Hertog van Cumberland, den Prins van Wales, de Hertogen van York en van Clarence, en meer dan 500 andere Broeders. Terwijl PRESTON van de Loge was uitgesloten, bezocht hij zelden eene werkplaats, maar bleef der Lodge of Antiquity zeer verknocht, waar hij na zijne herstelling weder een aanzienlijk ambt bekleedde.
Over de verdeeling van het werk van PRESTON, Illustrations, geeft de voorrede van de 12e. uitgave het volgende op:
In het eerste boek wordt de hooge waarde der V.: M.: aangetoond. In het tweede wordt het hoofdplan der onderwerpen, in de drie gr.: behandeld, hier en daar, waar het pas geeft, met aanmerkingen vermeerderd, en eene korte beschrijving der oude ceremoniën gegeven. Dit gedeelte der verhandeling, door den schrijver als het gewigtigste en leerzaamste beschouwd, is in de laatste uitgaven aanzienlijk vermeerderd. Het derde boek bevat een afdruk van een' zonderling (curious) oud handschrift, over deMasony, met aanteekeningen. (Zie HENDRIK VI). Het vierde boek handelt over de geschiedenis der V.: M.:, sedert hare verschijning in Engeland tot in 1812, waarin de merkwaardigste gebeurtenissen, binnen en buitenslands, zijn gevoegd. Aan het einde van dit boek vindt men eenige liederen en gezangen, tot doel hebbende, het aanvuren van den arbeid.
Over zijne Maç. werkzaamheid zegt PRESTON-zelf, in zijne voorrede tot den 12en druk: ‘Toen ik de eer had, tot A. M. verkozen te worden, vond ik het noodzakelijk, mij-zelven eerst goed met de algemeene voorschriften van het genootschap bekend te maken, waardoor ik in staat werd gesteld, beter mijne pligten te vervullen, en uit kracht van mijn ambt anderen tot gehoorzaamheid te leiden.’