PHRYGIë. Behalve de mysteriën van den berg Ida (zie het Art. DACTYLEN) en het eiland Rhodus, en die, welke overgevoerd werden naar (Kreta) Kandia (zie het Art. KURETEN) en aldaar genoemd naar de stad GNOSSUS (zie het Art. OURANOS), had Phrygië ook de mysteriën der Korybanten in de stad Pessinus of Pessinuntes gevestigd, waar ATYS, de minnaar (volgens sommigen de zoon) van CYBÈLE, werd vereerd.
CYBÈLE, zeer met hem ingenomen, had hem eene muts geschonken, met sterren bezaaid. Toen ATYS verliefd werd op de nimf SANGARIDE, vervolgde CYBÈLE beiden, en doodde de nimf, waarom de wanhopende ATYS zich den Phallus (zie dat Art.) afsneed. Volgens anderen zond CYBÈLE een wild zwijn op ATYS af, dat hem (als bij ADONIS het geval was) in de teeldeelen wondde. De feesten, ter eere van ATYS, hadden plaats in de lente-evening, en duurden drie dagen. Op den eersten dag velde men een kruisvormigen pijnboom, waaraan het afbeeldsel van ATYS was gehecht. De pijnboom, welke bloemen van beide geslachten draagt, is het zinnebeeld der produktieve natuurkrachten.
De dood van ATYS in het Phrygiesch Heer of Meester daar voorgesteld, herinnert aan den schijnbaren dood der zon en het sterven, zoowel van ADONIS, enz. als aan dat van OSIRIS; gelijk CYBÈLE de Phrygiesche ISIS was. (De vuurdienst van VESTA door ENEAS en zijne togtgenooten medegebragt, was ontleend aan de Phrygiërs, die ze uit het oosten hadden ontvangen). De tweede dag was het feest der trompetten, waarmede men ATYS poogde te doen herleven. Na de inwijding, welke op den derden dag plaats had, vierde men het vreugdefeest, ter herinnering van het herleven dier godheid. Bijzonderheden van de eigenlijke inwijdingsplegtigheden vindt men niet opgeteekend. Deze mysteriën waren zeer oud, en bestonden meer dan tien of twaalf eeuwen vóór de Christelijke jaartelling. Uit Phrygië kwamen ze naar Syrië en Griekenland, en, ten tijde van den Punieschen oorlog, ook naar het Romeinsch gebied.