Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Merzdorf, (Joh. Fred. Lodew. Theod.)

betekenis & definitie

MERZDORF, (JOH. FRED. LODEW. THEOD.) Doktor der wijsbegeerte en letteren, geboren 1812. Deze geleerde Broeder woonde vroeger te Leipzig, waar hij Bibliothekaris en Archievaris der Loge Apollo was.

Zijne geleerdheid gaf aanleiding dat de Loge Minerva (zie het Art. LEIPZIG), hem opdroeg hare boekerij in orde te brengen, en de werken uit te schieten, welke verkocht konden worden, en van welke verkooping hij den katalogus opmaakte. Later naar Oldenburg beroepen, als Bibliothekaris van den Hertog, deed hij aldaar de ingesluimerde Loge zum goldnen Hirsch, die hem tot haren gedeputeerd Meester benoemde, herleven. Hulde doende aan zijne talenten, benoemden hem de Groote Loge, en de Loges Ferdinandzum Felsen, Boanerges te Hamburg, Friedrich te Kopenhagen, zur Piramide in Plauen, tot lid van eer. Hij is schrijver van het welgeschreven werkje: Die Symbole, die Gesetze, die Geschichte, der Zweck der Masonei schlieszen keine Religion aus (Zie verder SAKSEN en UITSLUITING).

< >