MAÇONNERIE D'ADOPTION. Dit oude stelsel voor Vrijmetselaars, dat men niet moet verwarren met de Mops-Orde (zie dat Art.), is even als alle, der V:. M:. nagebootste geheime vereenigingen van vrouwen, in Frankrijk ontstaan, en bewijst ook in de V:. M:., op bijzondere wijze, de neiging dier natie, tot genoegen en tot den omgang met de vrouwelijke kunne. De Rite d'adoption, werd in 1774, te Parijs uitgedacht, waarschijnlijk met het doel, onder nieuwe vormen, feesten aan de dames te kunnen geven, of om haar, die buiten de Orde waren gesloten, ten aanzien van heur doel en arbeid gerust te stellen, en haar te doen gelooven, dat men ze aannam. Het Grand-Orient, bekrachtigde dien Ritus wel niet, maar erkende dien toch door zijn stilzwijgen en lijdelijk gedrag, en zelfs door het afvaardigen van deputatiën, bij sommige vergaderingen van dit verbond, gelijk ook door andere soortgelijke daden.
De Rite d'adoption, is het eenige stelsel van dien aard, dat thans nog in Frankrijk, en de Loges, onder het GrandOrient arbeidende, in gebruik is. De dames worden er toegelaten, onder den titel van: Soeurs d'adoption. De ritualen en de formulieren, zijn in 1774, door het Grand-Orient toegelaten, daar dit ligchaam, in Junij van dat jaar had verklaard, dit punt in overweging te zullen nemen. In die hervorming was het dan ook willens, zoodanige bijeenkomsten te begrijpen, die voor dat tijdstip, op verre na die regelmatigheid en kieschheid niet vertoonden, welke haar thans eigen zijn. Men mag aannemen, dat de vrouwelijke vereenigingen, in navolging der Orde, zoowel in Frankrijk als in die vreemde landen, waar men dit gebruik heeft nagevolgd, eerst ten gevolge van de verbastering der Maç:. zeden, zijn opgekomen. Het lag echter nimmer in den aard, vrouwen toe te laten, bij de geheimenissen, alleen voor mannen bestemd.
Vandaar dan ook, dat de eerste VV:. MM:., die op het denkbeeld kwamen, vrouwen toe te laten, haar niet den titel gaven van Vrijmetselaressen (Franche-Maconnes), maar ze slechts toelieten, onder dien van Ridderessen (Chevalières) van eenigerhande Orde. De werkplaatsen werden werven, wouden, boschjes, Heidetempels (chantiers, forets, bosquets, temples d'amour), enz. genoemd. Eerst in den laatsten tijd, werden zij (soeurs) zusters genoemd, vroeger werden zij met den naam van (cousines of amies) nichten of vriendinnen, bestempeld.
De wijze van opneming en de plegtigheden harer bijeenkomsten, hebben geene betrekking met hetgeen de V. M. betreft, ook hebben de leden der Adoptie-Loges geen toegang tot den V. M. arbeid. Deze zijn dus veeleer aan te zien, als eene uitspanning, die, wel verre van schadelijk te zijn, vele goede zijden bezit. Immers de uitnemend kiesche en wellevende toon, in die vereenigingen heerschende, zijn oorzaak, dat zij ook door de verlichtste en beschaafdste Broeders worden bezocht, terwijl die vereenigingen, ook bijzonder uitmunten, door hare weldadigheid. De doorluchtigste, zoowel als door kennis het meest uitmuntende vrouwen, in Frankrijk, behoorden vroeger, en behooren ook nog, tot die vereenigingen.
De graden van den Rite d'adoption, zijn getrokken uit het boek Genesis; de symbolen en vormen, zijn de zinnebeeldige voorstellingen van de deugden des vrouwelijken geslachts, en de plaats der vereeniging vertoont bij de inwijdingen, den hof van Eden. Die vereeniging heeft ten doel, het hart der aannemelingen te doordringen van het besef, dat de vrouw door God tot hulp van den man is geschapen, dat die vereeniging der geslachten, als een geschenk van Zijne weldadige hand, een toevlugtsoord van genoegen, rust en onschuld behoorde te zijn, dat nogtans eensdeels de nieuwsgierigheid aan de eene zijde, en anderdeels de zoete taal der verleiding, den val van het geheele menschelijke geslacht hebben veroorzaakt. De nieuw aangenomene worden daarom vermaand, dit nadeel te vergoeden door hare deugden, waardoor-alleen zij in staat zijn, den band van vereeniging te bevestigen, en ons de reine en ware vreugde des levens te doen smaken. Br. THORY, heeft in het 3e. deel (p 341-432) van het werk, getiteld: Histoire de la fondation du Gr:. Orient de France, een fragment geleverd, over de geheime vereenigingen der vrouwen (fragment sur les réunions secètes des Femmes), dat zeer lezenswaardig is, en waarin hij min of meer uitvoerige berigten geeft:
1.) Des Mopses (Zie lager dit Artikel).
2. ) De l'Ordre de la Félicité, ou des Félicitaires (Zie het Artikel FÉLICITAIRES).
3.) De l'Ordre des Chevaliers et Chevalières de l'Ancre (Zie het Artikel: ANKER DE
ORDE VAN HET).
4.) De l'Ordre des Chevaliers et Nymphes de la Rose (Zie het Artikel ROZEN-ORDE).
5. ) Du Rite d'Adoption et de l'Ordre des Fendeurs (Zie het Artikel KLOVERS).
6.) De l'Ordre des Dames Écossaises, de l'Hospice du Mont-Thabor (Zie het Artikel
DE SCHOTSCHE DAMES VAN HET HOSPITAAL VAN DEN BERG THABOR).
7. ) De l'Ordre de la Persévérance (Zie het Artikel DE ORDE DER VOLHARDING).
8. ) De l'Ordre des Chevaliers et Dames Philochoréites, ou Amants du plaisir (Zie
het Artikel PHILOCHOREITES).
9. ) De la Maçonnerie Egyptienne d'adoption (Zie het Artikel VRIJMETSELARIJ DE
EGYPTIESCHE).
10.) De l'association des compagnes de Penelope (Zie het Artikel DE ORDE VAN HET
PALLADIUM).
In een der werken daarover, getiteld: Statuts et Reglements, komt onder anderen, in het 11e. en 12e. Art. voor: Geene vrouw of weduwe kan, onder welke voorwaarde ook, aangenomen worden, als zij het minste vermoeden van zwangerschap voedt, enz. en geene vrouw, weduwe of meisje, kan ook, onder geen het minste voorwendsel, ontvangen worden op een krietiesch tijdpunt; en de dag harer aanneming, moet ten minste vier dagen verwijderd zijn, van het eindigen daarvan, en ten minste acht van dat, waarop het zou kunnen voorkomen:
De graden daarvan zijn: grade d'Apprentie, grade de Compagnonne, grade de Maîtresse. Even als in de V:. M:., is ook in den Rite d'adoption, de titel- en schitterzucht oorzaak geweest, dat er de hoogere graden op zijn geënt, en men er nog twee heeft bijgevoegd, namelijk: Maîtresse parfaite en Élue sublime Écossaise, of Souveraine illustre Écossaise. In een blad te Berlijn, door Prof. GUBITZ uitgegeven (Ereignisse und Ansichten 1823, s. 45) vindt men een opstel, (door ADALBERT VOM THALE) over eene V:. M:.
Loge van Dames, te Napels, bestaan hebbende onder voorzitterschap der Koningin KAROLINA (zie dat Art.). Deze dames noemden zich nichten hoveniersters (cugine giardinière), en trachtten later eene even schitterende rol te spelen, als haar goede neven (buoni cugini), de Carbonari (zie dat Art.). Zoo lang er de laatsten bestonden, genoten de Loges der hoveniersters, de bescherming van de Groote Loge der Carbonari, te Napels.
Buiten Frankrijk zijn de pogingen, ter verbreiding der Maçonnerie d'adoption, nooit geslaagd, zelfs is die, in verschillende landen, door de bevoegde Maç. magt, verboden geworden. Het Groot-Oosten van Holland, deed dit bij besluit van 10 Junij 1810.
Ten einde een denkbeeld te geven van een Adoptie-vergadering, laten wij eene beschrijving van zoodanig feest volgen, gehouden op den 22sten dag der 10e. maand 5838, te Parijs, door de Loge la Clemente Amitié, welks werkzaamheden bestuurd werden door den Broeder L.TH. JUGE, reg:. Mr:. der Loge la Clemente Amitié, en de Broeders BOURRÉ en PICHON.
Het borstbeeld van de zuster, Keizerin JOSEPHINE, met lauweren gekroond, stond op een voetstuk in de vergaderzaal, die met veel smaak en pracht was versierd.
De bovenste galerijen, smaakvol versierd met festoenen en bloemslingers, dooreengeslingerd met roode en witte draperieën, en met gouden en zilveren galon, waren gereed gemaakt ter ontvangst van een aantal bezoekende Broeders en Zusters, en aan de kapel, voor de torschbeelden of Caryatieden, die ze schoorden, waren, groepsgewijze, een groot aantal Loge-banieren geplaatst. De voorzittende Br., gaf bij het openen der werkzaamheden der witte Maçonnerie (aldus wordt de Rite d'adoption wel eens genoemd), kennis, dat er drie kandidaten zouden worden ingewijd.
De Ceremoniemeester berigt, dat er een zeer groot aantal Broeders en Zusters wachten, niet slechts in de drie daartoe bestemde vertrekken, maar tot zelfs op de trappen, in de portalen en voor de straatpoort, en dat de deputatiën der Loges, wier banieren zich in de zaal bevinden, zijn aangekomen, gelijk ook eene talrijke deputatie van het Groot-Oosten. De voorzittende Broeder benoemd hierop zeven en twintig Broeders, om de bevoegdheid der bezoekers te onderzoeken, en benoemd een gelijk aantal adjunkt-Ceremoniemeesters, om de bevoegd bevondenen, bij gedeelten, binnen te leiden.
Hierop worden de Zusters, en daarna de Broeders van verschillende graden en de deputatiën, onder muzijk binnen geleid, waarna eene fanfare, de aankomst verkondigt der Officieren van het Groot-Oosten, en eindelijk, van de Grootmeesteresse, Zuster DE MARTIAL, die hare plaats neemt in Azia, tusschen den Voorzitter en den Voorzitter van eer. Vervolgens plaatsen zich, in de streek Afrika (ten westen), de zuster BOURRÉ, de funktiën van Groot-Inspektrice vervullende; in de streek Amerika (ten zuiden), de Zuster JOSEPHINE HUGO, en naast den Redenaar, de Zuster DESIRÉE PAGAULT, lid van den Athenée des arts, sciences et belles lettres, te Parijs, van de Akademie der wetenschappen te Weenen, en van die der letteren te Florence, de funktiën waarnemende van Zuster Redenaarster.
Op dat oogenblik, bevinden zich negen honderd personen in de zaal en op de galerijen. Bij den aanvang der werkzaamheden, doet de voorzittende Br.\eene aanspraak, waarin hij berigt, dat er drie kandidaten ingewijd, en vervolgens de medailles uitgereikt zullen worden, door de Loge la Clemente Amitié, bestemd ter belooning van deugdzame, weldadige en moedige daden. Hij verwelkomt eindelijk de Broeders en Zusters, dat beantwoord wordt door Br.\ VASSAL en Zuster PACAULT. Ten slotte stelt de voorz. Br. het teeken van het gebied, aan de Grootmeesteresse in handen, die dit, met eenige door haar gesprokene woorden, aanvaart. Aan elke der kandidaten worden eenige vragen ter beantwoording voorgelegd, waaronder ook voorkomen:
1. Wat is de mensch verschuldigd aan God?
2. aan anderen?
3. aan zich-zelven?
4. waarin bestaan de pligten der Broederschap?
5. der weldadigheid?
6. der vriendschap, en wordt haar gelast, haar testament te maken.
Dit, ten genoegen der vergadering geschied zijnde, en deze hare toelating goedgestemd hebbende, worden zij binnen geleid, waarna de voorzittende Br. de volgende woorden uitspreekt:
O Gij, die het heelal bestuurt, dien de heilige, de wilde en de wijsgeer aanbidt. Jehovah, Jupiter, Heer, Allah, edele, zoo weinig gekende oorsprong, eeuwig, onveranderlijk beginsel, dat alles heeft geschapen; Gij, die onze kennis hebt bepaald, bij de wetenschap van Uwe goedheid en onze blindheid; die ons nogtans vergund hebt, in dit duister verblijf, het goede van het kwade te onderscheiden, en die, bij het onderwerpen der natuur aan onveranderlijke wetten, 's menschen wil vrij liet. Leer ons liefhebben, wat ons geweten ons zegt te doen; leer ons ontvlieden wat het ons verbiedt. Duld niet dat onze zwakke hand, hen doeme of bliksems slingere op hen, welke wij als Uwe vijanden aanzien. Wandelen wij op het pad der deugd, bewijs ons dan de gunst, dat wij er niet van afdwalen. Dolen wij, dat het u dan behage, ons een beteren weg aan te wijzen.
Leer ons meêwarig zijn met de rampen onzer natuurgenooten, hunne misslagen te bemantelen, en geef ons tevens den moed, hen die te doen gevoelen, en ze tot het goede terug te brengen. En zijn wij dan toegevend omtrent anderen geweest, zij dan ook, o God! langmoedig ten onzen aanzien. Duld niet, dat wij immer aan anderen doen, wat ons gedaan, ons zoude smarten; maar beziel ons integendeel met de zucht, allen wel te doen, zelf hun, die ons kwaad hebben gedaan.
Het behage U, de arbeiders des vredes, in dezen tempel vereenigd, te beschermen, vuur hunnen ijver voor Uwe heilige wetten aan, duld niet dat vernederende hartstogten in hunne harten wortel vatten, verhef in ons den eerbied voor ons zelven, de liefde tot de deugd en tot onze Broeders. Het behage U, vooral over de jonge vrouwen te waken, die zich thans willen doen aannemen. Verleen haar Uwen goddelijken bijstand, schoor haar door Uwe magtige hand, in de proeven, door haar te ondergaan, en doe ze er zegevierend doorkomen. O Gij! wiens troon de onmetelijkheid is, wiens altaar, zich van het noorden naar het zuiden, van het oosten naar het westen uitstrekt; dat alle wezens, tot een koor vereenigd, lofgezangen ter Uwer eer aanheffen, en dat al de wierook der natuur tot U opstijge.
De drie aannemelingen worden achtervolgens ingewijd, in de drie graden van apprentie, compagnonne en maitresse. Zij leggen eene gelofte af, waarna de voorzittende Br. eene aanspraak tot haar rigt, in welke, onder anderen, de volgende woorden voorkomen:
Gisteren nog vreemd aan onze vereeniging, hebben wij u dezen avond verheven tot den rang van Meesteressen, en wij voeden de innige overtuiging, door al uwe daden te zien bewijzen, dat gij het groote vertrouwen, door ons in u gesteld, waardig waart.
De naam Meesteres, mijne Zusters, drukt tevens uit, dat gij vrij zijt van de belemmeringen der routine, en van de vooroordeelen van het gewone slag van menschen. De naam Meesteres doet ook nog in haar, die ze draagt, een verlichte geest, een deugdzaam hart, een onberispelijk gedrag in de maatschappij, eene gestrenge naauwlettendheid in alle dingen, getrouwheid in vriendschap, ijver in den arbeid, behoefte aan voortdurend zelfonderrigt en aan het verlichten van natuurgenooten, veronderstellen. Als zoodanig, zult gij aanhoudend uw geweten, en de aandrift van uw hart tot leidslieden nemen; want harten door de deugd bezield, kunnen nimmer op een dwaalspoor geleiden.
Hierna geeft een Br. (RAYMOND) lezing, van eene lofreden op keizerin JOSEPHINE, welk onderwerp door een ander der Broeders (juge), vroeger als prijsvraag was opgegeven, en dat daarbij bekroond werd. Na de voorlezing ontvangt de schrijver, uit handen der Grootmeesteres, eene zilveren medaille en een lauwerkrans. Vervolgens geeft de zuster DESIRÉE PACAULT voorlezing, van eene door haar vervaardigde elegie, getiteld: la dernière heure du poète. Na den afloop hiervan, worden ruime inzamelingen gedaan door de Aalmoezenierster en de pas aangenomen Zusters, welke haar op last van de Grootmeesteresse ondersteunen. Dit volbragt zijnde, had er eene aandoenlijke plegligheid plaats. De Br.
JUGE, had namelijk het benoodigde kapitaal bij zijne Loge la Clemente Amitié nedergelegd, om daarvan op gezette tijden, een zeker aantal groote bronzen eerepenningen uit te reiken, aan personen, die zich door deugd of menschlievendheid zouden hebben onderscheiden. Van deze medailles, welkerstempel zeer schoon is gegraveerd, zouden er dien avond, ten gevolge van een langdurig en naauwgezet onderzoek eener kommissie van zeven achtingwaardige Broeders VV:. MM:. een tiental worden uitgereikt. De eerste werd toegewezen aan den Br. MARIE AUGUSTE DESANLIS, wiens ijver, Maçonnieke deugden, en groote weldadigheid bij de Parijsche Broederschap zeer bekend zijn. De Grootmeesteresse reikte hem dan ook den eerepenning uit, en zette hem een lauwerkrans op, maar met Broederlijke edelmoedigheid nam hij den krans van het hoofd, en zette dien op het hoofd van den Br.-, JUGE, die, zoo als hij zich uitdrukte, dien had verdiend, niet slechts door dat hij de stichter dezer belooningen was, maar vooral door zijn edel hart, door de menschlievende plannen die hij ten uitvoer brengt, door zijne tallooze weldaden, door de tranen die hij heeft gedroogd, de wonden die hij heeft geheeld, de ellende die hij heeft verzacht, en eindigde zijn rede met de woorden:
‘Gij zijt het, Broeder JUGE! u behoort die krans; in naam dergeheele hier aanwezige vrouwenschaar schenk ik dien u; want zij wier harten de weldadigheid zoo wel begrijpen, zeggen mij door hare blikken, dat hij u toekomt. Ik schenk hem u, in naam dezer geheele vergadering die mij bezielt. Ik schenk hem u ook in den naam en als een bewijs der zegeningen, van de ongelukkigen welke gij hebt geholpen.’ Deze handeling werd op hartstogtelijke en uitbundige wijze door de vergadering toegejuicht, zoodat de bewijzen hiervan schier niet ophielden.
De tweede medaille was toegekend aan JOSEPHINE MARIE CANTELLE, oud 12jaren, geboren en wonende te Chapelle Saint Denis, uithoofde zij, op den 12den September 1858, bij een uitgebarsten brand in het huis van haren vader zoowel als de moeder afwezig ten aanzien eener groote menigte verbaasde toeschouwers, die het niet dorsten ondernemen, zich tot tweemalen in het midden der vlammen begaf, en haar kleine zusje en hare meer dan tachtigjarige grootmoeder redde.
De derde medaille was toegewezen aan den Br. LEON LEMAN ALCAN, Redenaar der Loge Temple des vetus et des arts, te Parijs, die niet slechts in 1830 aan drie personen het leven redde, maar ook uit menschenliefde, op den 12den Julij 1838, een verlaten kind, dat naar een gevangenhuis, eene soort van bedelaarsgesticht, zou gezonden worden, tot zich genomen, en zich verbonden heeft zorg voor hem te dragen, gelijk hij hem dan ook bij een ambachtsman in de leer heeft gegeven. Die Br. had, op dezelfde wijze, reeds op den 2den Mei 1837, bij een ander kind, dat evenzeer verlaten was, zijnde bij herhaling door de regtbank veroordeeld, en dus voor de maatschappij verloren zou zijn gegaan, door zijne tusschenkomst de vrijspraak te weeg gebragt en voor zijne toekomst gezorgd.
De vierde medaille was toegewezen aan Madame MARIE LOUISE GALLOT, geb. BESSIÈRES, een van de drie dames die dienzelfden avond waren aangenomen. Hare ouders die geene middelen hadden, plaatsten haar op den ouderdom van vijftien jaren bij eene naaister in de leer, ten einde zij haar bestaan in dat beroep mogt vinden. Reeds vier jaren was zij bij hare meesteres, toen deze, door tegenspoeden overstelpt, in armoede geraakte. Deze was reeds moeder van drie kinderen, en op het punt van het vierde te bevallen, toen haar huisheer, hare meubelen in beslag deed nemen, en ze den volgenden dag, voor drie maanden achterstallige huur, wilde doen verkoopen. De vrouw zou alsdan zonder verblijf, zondergeld zijn geweest.
MARIE had door zuinigheid en ijver eenig geld bijeengespaard, waarvan zij hare zeer gesleten kleederen wilde vernieuwen. Maar liever verkoos zij zich van deze noodige uitgave te onthouden, dan haar in deze verlegenheid te laten, aan wie zij het aanleeren was verschuldigd van een handwerk, dat haar in haar volgend leven een bestaan kon verschaffen. Zij brengt haar horologie, zilveren lepel en vork, en eenige gouden siersels naar de bank van leening, voegt dit alles met haar bespaard geld bijeen, leent het ontbrekende bij kleine sommen van onderscheidene personen, en voldoet hiermede, niet slechts de som waarvoor de vrouw wordt vervolgd, maar ook nog een vierendeel-jaars huur vooruit. Doch dit was haar nog niet genoeg, en besloot zij, van dien dag af, een gedeelte der nachten te arbeiden, om het ongelukkige huisgezin voortdurend met hare kleine spaarpenningen te kunnen ondersteunen, zich-zelve daarbij al dat onttrekkende, wat niet volstrekt noodig was. Zelfs later, toen zij gehuwd was en het haar niet voorspoedig ging, voldeed zij aan de neiging van haar hart tot weldoen, want de armen niet met geld kunnende ondersteunen, wist zij haar nachtelijken arbeid ten voordeel der ongelukkigen te doen strekken, zoo als b.v. door het gereed maken van kindergoed voor eene arme vrouw, die op het punt van te bevallen, en zonder geld was, enz.
Wij hebben deze gevallen vermeld om een denkbeeld van de strekking te geven; de overige daden waren van dezelfde soort. Na het uitreiken der medailles werd de vergadering gesloten. De Loge Isis Monthyon, bestuurd door den Br.\ CHEMIN DUPONTÈS, bekend als schrijver van verschillende Maç:. werken, gaf op den 12den December 1858, een gelijksoortig feest, bijgewoond door elfhonderd personen van beide seksen, waarin, onder andere, negen zilveren medailles, en even zooveel bloemkransen werden uitgedeeld, aan een gelijk getal personen, die zich deze onderscheiding door deugd en menschlievendheid hadden waardig gemaakt. Zoo heeft de Loge la Clemente Amitié, op den 12den Maart 1840, een koncert en bal gegeven, waarvan de opbrengst, zoowel der toegangskaartjes als van de inzameling, zou strekken ten voordeele van het fonds voor een ondersteuningsgesticht (zie dat Art.). Wat men nu ook over de Maçonnerie d'Adoption moge denken, zoo is het nogtans eene waarheid, dat daden, als de hier medegedeelde, niet anders kunnen strekken, dan tot bevordering van het doel der Orde en uitbreiding van het rijk der deugd.