ENGELHARDT. Den 14den Junij 1823 wordt gekenmerkt door een gedenkwaardig voorval, in de jaarboeken der algemeene Vrijmetselarij. Het Hollandsch koopvaardijschip Minerva, van 400 tonnen last, keerde van Batavia naar Europa terug, en had vele rijke en bekende passagiers aan boord. Onder anderen de Broederen ENGELHARDT, een eerbiedwaardig grijsaard, oud Gedeputeerd Meester Nationaal in NeêrlandschIndië; KILIAN, enz. Op de hoogte van de Braziliaansche kusten ontmoette dit schip, in den vroegen morgen, een' kaper, onder Spaansche vlag, en voorzien van de noodige kaperbrieven der Cortes.
De Minerva werd aangevallen, en verpligt, zich, na een bloedig gevecht, over te geven. De hitte van het gevecht had den kapitein woedend gemaakt, en hem bevel doen geven, de geheele bemanning over de kling te doen springen. Reeds hadden de woestelingen een gedeelte van het scheepsvolk aan den mast gebonden, toen de passagiers bevel ontvingen, om aan boord van den kaper te komen. Zij kwamen; smeeken, jammerklagten, aanbiedingen, alles was vergeefs, en niets kon den kapitein verbidden. Eensklaps treft eene spoedige ingeving den Br ENGELHARDT. Hij meent in den Spaanschen kapitein Ma9onnieke gebaarden te herkennen; hij blijft niet besluiteloos; hij noemt zich en maakt zich als V M bekend, hem zijne waardigheid en betrekking te kennen gevende.
De kapitein, vroeger ongevoelig voor alles, schijnt nu verstomd en bewogen; hij twijfelt; hij vordert bewijzen. De teekens en woorden stemmen niet naauwkeurig overeen, en onze Broederen vreezen met regt nieuwe vervolgingen van de zijde eens volks, dat zij als vijanden der Vrijmetselarij beschouwden. Zij hadden gedurende den strijd hunne Maçonnieke decoratiën in zee geworpen, maar gelukkig, werden er op hetzelfde oogenblik eenige overblijfselen, die nog drijvende waren, opgevischt, onder anderen een in tweën gescheurd diploma op perkament, versierd met Maçonnieke zinnebeelden, en dat onder de oogen gebragt werd van hem, die dit verhaal met de levendigste en onwedersprekelijkste bewijzen bevestigt. Op dit gezigt houdt allen twijfel op. De Spaansche kapitein herkent zijne Broederen, omhelst hen, geeft menschen en goederen vrij, herstelt de geledene schade, gebruikt alle voorzorg, om hen voor de mishandelingen van zijn scheepsvolk te vrijwaren, waarvan het grootste deel, even als hij, tot eene Loge, in het O van Ferrol, in het jaar 1821 georganiseerd, behoorde, en waar zij gedurende eenige maanden, en zelfs den avond voor hun vertrek, gearbeid hadden; hij weigert elke belooning, en geeft hen een geschrift, dat hen veiligheid op hunne gansche reis beloofde.Men leest ook verder, dat de Ex-Ged Grootm Nat ENGELHARDT, die sedert 1799 dien post in de Indiën bekleedde, werkelijk in het vaderland is aangeland. Hij had zijne hooge betrekking voor altoos nedergelegd, waarmede hij zoo lang en in zoo velerlei omstandigheden des levens bekleed was, doende de Vrijmetselarij in een ander werelddeel bloeijen; echter besloot hij weder naar de Indiën terug te keeren, om er zijne laatste dagen te eindigen, en volbragt dit besluit in het laatst van 1824.