ELEUSINIëN. (De) Deze geleken naar de Egyptische geheimen, hoewel zij welligt andere betrekking op de Vrijmetselarij hebben, als dat zij onder de geheime vereenigingen behooren. Niettemin willen eenige schrijvers, dat zij de wieg van de eerste en van de tegenwoordige Vrijmetselarij zijn.
De Eleusiniën dragen hunnen naam van Eleusis, eene stad van het oude Griekenland, in de nabijheid van Athene, waar zij hunnen zetel en tempel hadden, die 30,000 menschen kon bevatten, en gewijd was aan de geheime diensten ter eere van CERES en hare dochter PROSERPINA. Hun oorsprong klimt tot de vroegste tijden van Griekenland op, doch is geheel onbekend; onwaarschijnlijk is het echter, dat zij eene voortzetting of navolging waren der Egyptische geheimen, aan ISIS gewijd.
De mysteriën waren verdeeld in kleine en groote; de kleine dienden ook tot noviciaten voor de laatste. Om zich tot dezelve voor te bereiden, moesten de Kandidaten zich met allerlei aandachtsoefeningen en heilige gebruiken bezig houden, en eene reiniging ondergaan. Aan den ingang des Tempels moesten zij het hoofd met mijrten omkransen, hunne handen met gewijd water wasschen, en zekere woorden of een formulier uitspreken, hen bij de reiniging als teeken derzelve, medegedeeld, en tegelijk betrekking hebbende op mystische handelingen, gedurende de reiniging; ook werd hen openlijk toegeroepen, dat zij de mysteriën met reine handen, reine ziel en reine Grieksche uitspraak moesten naderen. Na deze voorbereidingen konden zij aan de mysteriën deel nemen. Niet alleen mannen uit elken stand, maar ook vrouwen en kinderen van Griekschen oorsprong, in het vervolg ook uitlanders, die men barbaren plagt te noemen, werden in de kleine mysteriën toegelaten, en dan mystae genaamd. Daarentegen op de inwijding in de grootere durfde slechts een klein getal aanspraak maken, dewijl zij de openbaring behelsden van waarheden, die boven de algemeene begrippen verheven, en daarmede in strijd waren. De groote mysteriën hadden, volgens het algemeene gevoelen, de leer tot onderwerp, die van de volksgodsdienst afweek, van de erkenning van een hoogste wezen in de natuur, en de voorschriften van de reinste en edelste zedeleer.
Het is waarschijnlijk, dat de kleine mysteriën eene soort van verstandiger veelgoderij voorstelden; dat men in deze de leer voordroeg van de belooningen en straffen, in eenen toekomstigen toestand na den dood, welke echter de grenzen van de heerschende godsdienst niet overschreed; dat daarentegen in de grootere, de Epopten (zoo heetten de daarin ingewijdden), meer juiste begrippen erlangden van de Godheid en de betrekkingen van de menschen tot haar; van de oorspronkelijke waarde der menschelijke natuur en de middelen, om de menschen, niettegenstaande den zondenval met de Godheid te hereenigen, van de onsterfelijkheid der ziel en van den toestand na den dood.
Het openbare feest van deze Eleusiniën werd jaarlijks slechts eenmaal gevierd, en duurde negen dagen en negen nachten, waarbij de grootste pracht en feestelijkheid heerschte, en hetwelk door heilige ceremoniën, inwijdingen, offers, omgangen, dansen, spelen, voorstellingen en gastmalen verzeld werden.
De personen, die de Eleusinische mysteriën bestuurden, waren:
1.) de Hierophant (vertooner van het heiligdom), of Mystagoog (geleider der ingewijden), die slechts uit de oude en de edele geslachten der Eumolpiden mogt gekozen worden. Het hoofd met een diadeem getooid, en in zijne kleeding het beeld van den Demiurgos, of oppersten wereldschepper daarstellende, voerde hij bij de kleine mysteriën de Kandidaten in den tempel, en wijdde degenen, die te voren genoeg beproefd waren, in de laatste en grootste geheimen in.
2.) De Opperfakkeldrager was met de symbolische attributen van de zon getooid. Zijn ambt bestond daarin, dat hij de Kandidaten moest reinigen, en in den vijfden nacht van het feest, waarin men het omdwalen van CERES bij de Etna voorstelde, de overige fakkeldragers aan te voeren.
3.) De Heraut, of Uitroeper, droeg de attributen van HERMES (MERCURIUS).
4.) De Altaardienaar, met het zinnebeeld van de Maan. Buiten deze ter inwijding, of ter verrigting van offers en andere feestelijkheden bestemde personen, had nog een der Archonten, die den titel van koning voerde, in last, gedurende het feest alle wanorde te verhoeden; in naam van het geheele volk te offeren, en deszelfs wenschen en gebeden aan de Goden voor te dragen. Na het sluiten der mysteriën hield hij nevens zijne vier, door het volk gekozen bijzitters, regt over de misdadigers, die de feesten gestoord hadden. De aan den tempel van CERES behoorende priesteressen werden bijen genaamd, en de voornaamste van haar was koningin, die de gemalin was van denzelfden Archont, die het opzigt over de mysteriën voerde.
Men noemde deze mysteriën te gelijk de verschrikkelijkste en de vrolijkste feesten, en zelfs mannen, als SOCRATES en CICERO, zeiden van de Eleusinische mysteriën, dat men daarin niet alleen leerde gelukkig en vergenoegd te leven, maar ook onderwijs verkreeg, met de beste hoop te sterven.
In den jare 381, na CHRISTUS geboorte, werden zij door Keizer THEODOSIUS I bij de strengste straffen verboden, en sedert zijn de sporen van hun bestaan geheel onzeker. (Zie MYSTERlëN.)