Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Denemarken

betekenis & definitie

DENEMARKEN. Het tijdstip van de vestiging der Vrijmetselarij in Denemarken ligt in duisternis gehuld. Volgens LAURIE zou de Groote Loge van dit Koningrijk in 1742 te Koppenhagen zijn ingesteld, terwijl, volgens SMITH, de eerste Deensche Loge niet vroeger dan 1743 in die stad zou zijn opgerigt. Dit is zeker, dat er in 1747 een Provinciale Grootmeester voor Denemarken werd benoemd door de Groote Loge van Engeland, onder het Grootmeesterschap van Lord BYRON. Het is waarschijnlijk, dat, zoo er al in deze eerste tijden Ma9onnieke werkplaatsen in Denemarken ontstonden, zij er geen langdurig bestaan hadden; want in 1754 bleef er geen spoor van dezelve over.

In dit jaar rigtte de Groote Loge van Schotland eene Loge te Koppenhagen op, onder den titel van het Klein Getal, en stelde ter zelfder tijd eenen Provincialen Grootmeester aan, die zij met de magt bekleedde, om nieuwe werkplaatsen te constitueren en ze met zijne Groote Loge te vereenigen: op voorwaarde, van de opperheerschappij der Groote Loge van Schotland te erkennen. Er werd inderdaad een Ma9onniek middelpunt gevormd, dat zich later van de Moeder-Loge afscheurde en onafhankelijk verklaarde. Een Koninklijk bevelschrift, toenmaals uitgegeven, besliste, dat elke werkplaats, die niet door de Nationale Groote Loge zou zijn erkend, beschouwd en behandeld zou worden als eene geheime Societeit, in strijd met de wetten. Sedert dien tijd heeft de Vrijmetselarij in dit land eene onafgebrokene toelating gevonden, zelfs werd zij in 1792 bij eene Koninklijke ordonnantie officieel erkend. Tegenwoordig maakt zij er eene instelling van den staat uit, en de regerende Koning CHRISTIAAN VIII is haar Grootmeester.

< >