Gepubliceerd op 16-11-2020

Barmsijs

betekenis & definitie

Carduelis flammea (Linnaeus: Fringilla) 1758. Synoniem: Acanthis linaria (Linnaeus: Fringilla) 1758.

Dit taxon is door Sangster et al. 1998 [DB 20:28] opgesplitst in Kleine Barmsijs Carduelis cabaret (P L Statius Müller) 1776, die in de Lage Landen broedvogel is, en Grote Barmsijs Carduelis flammea (Linnaeus) 1758, die op de trek en in de winter bij ons voorkomt. Beide zijn op de Sijs gelijkende vogels, maar de Sijs heeft gele kleuren, de Barmsijs rode.Gronings Baarmsieske, ook Baarmpie, Baarm ← en Stainbaarm [VPG], fries Stienbarm(ke) [De Vries 1911]. Het element barm is in 1825 gevonden in de vogelnaam Grauwbarm [De Tollenaere 020613]. Volgens De Tollenaere is Barm, Baarm een verkorting van Ba(a)rmsies en is de dialectachtergrond van de naam van het lemma gronings.

ETYMOLOGIE Een nooit gehoorde opvatting is die waarbij Barm(sijs) ontstaan geacht wordt uit *Barn(sijs) met assimilatie van de nasaal n tot de bilabiaal m onder invloed van de aanvangsmedeklinker, de bilabiaal b (parallellen zijn: borne >borme, bons >bomze, beken> bekem, ban >bam [Weijnen 1996]), Bloon ← >Bloom en E Brambling 'Keep' <ouderE Brandling (Ray 1678) [Lockwood; Wilms 030601]. Hierin is barn= 'brand-' (als in N barnsteen en fries barnstien). Dit slaat op de rode kleuren van de vogel, zoals ook in de wetenschappelijke naam tot uitdrukking is gebracht en zoals men ook uitgedrukt vindt in de oude N naam Vlamsijs (=Kneu/ Barmsijs) [Houttuyn 1763], waar het synoniem vlam eveneens op de rode kleuren slaat. Voor fries Heidebarmke 'Frater' zal het element barmke wel secundair zijn, maar zelfs dan niet geheel ten onrechte: de Frater heeft een warmizabelkleurige kop en borst.

Houttuyn schrijft bij de 20e Vink in het systeem van Linnaeus (Flammea): "Dit is de Brand- of Vlam-Sys, die men anders ook Frytertje noemt ..." Linnaeus' omschrijving luidt: "F. fusca, crista flammea" ["Vink die bruin is, met een Vlammig Kuifje"]. Het element brandzou ook nog heel goed kunnen voortleven in de volksnaam Braamsijske ← in Cuijk (NB) (<*Braan(d)sijske) waarin dan wel assimilatie van de n (onder invloed van de B) heeft plaatsgehad en geen metathesis van de r. N branden <mnl branden, bernen, barnen, bornen; fries baarne; D brennen <ohd brinnan, brennen; E burn <oudengels bxrnan (transitief, d.w.z. doen branden), biernan (intransitief); noors brenne, zweeds brinna (intransitief), branna (transitief) <oudnoords brenna; gotisch brinnan, brannjan (transitief). Idg *bhrenuo. Mogelijk verwant met idg *bh(e)reu 'koken, gisten, zich heftig bewegen', de wortel die aan de grondslag ligt van brouwen, braden, brood, (Lat>) fervent. Zie ook Brandgans en Brandmees.

Het verouderde barn vindt men in barnsteen, westfries barnnetel, fries barnhout 'brandhout' en in de plaatsnamen Barneveld (Gld) ( = 'verbrandveld') en Barnflair (Gr) ( = 'verbrand veen').

Naar de etymologie van deze vogelnaam wordt nogal eens verkeerd gegokt. Zo vermeldt vDE 1993: "Barmsijsje = met de barm verwant sijsje". Aangezien "barm" hier niet de vis zal zijn (Barbeel Barbus barbus (Linnaeus) of het Bermpje Noemacheilus barbatulus (Linnaeus)), kan barm hooguit terugslaan op een verkorting van het lemma (Barmsijs >volksnaam Ba(a)rm; vDE neemt ws. hier ten onrechte aan dat de vogelnaam Ba(a)rm ( = Barmsijs of eventueel Kneu of Frater) ouder is dan Barmsijs (Meestal zullen de delen van een ss. inderdaad ouder zijn dan de ss. zelf; vgl. echter Verantwoording: Verkortingen van vogelnamen.)

Boersma [in ViF III p.1341] stelt onder fries Heidebarmke (=Frater): "De etymologie van 'barm' is hier niet duidelijk. Een mogelijkheid is, dat het op (weg)berm slaat, waar Fraters vaak zitten om onkruidzaadjes te zoeken". Op de Frater zou deze biotoop van toepassing kunnen zijn. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat met barm of berm 'braakliggend land' kon worden aangeduid (bijv. volgens Schuermans 1865-1870; zie sub Balklijster), en dat is zeker waar Fraters (en ook Kneuen, als deze mede onder de naam 'Barmsijs' werden begrepen) graag vertoeven. Maar de betekenis 'berm' zou dan wel snel vergeten zijn: de variant Bermsijs bijv. komt in het grootste deel van het land niet voor en fries Heidebarmke (Frater) en Stienbarmke (Barmsijs) zouden onlogische namen zijn. 'Berm-sijs' als vertaling voor Barmsijs zou zinniger zijn, maar juist deze vogel komt niet vaak in bermen voor.

Swanenberg 2001a wil afleiden van *Barbsijs 'baardsijsje' en ziet limburgs Berpke als bewijs. Waarschijnlijk is bij de hypocoristica Berpke en Berfje inderdaad secundair aan 'baard' gedacht. Dat *barbsijs echter de primaire naam is geweest, is om meerdere redenen onaannemelijk: het benoemingsmotief barb is vreemd (dit is geen goed woord voor 'kinvlek') en het is geen N. Bovendien ligt de oorsprong van Barmsijs in het noorden des lands, want daar zijn de oudste vindplaatsen.

Blok 1988: "De Barmsijs is genoemd naar de roze-rode, dus warme kleuren van kop en borst". Hier wordt echter het element barmniet correct verklaard, want "barmhartig * warm van hart"; het aspect 'warm' is niet geïmpliceerd [vD 1970]. Bovendien is het etymologisch onjuist: in erbarmen en barmhartig is de b een restant van het voorvoegsel be-, die dus niet direct bij het grondwoord arm ('niet rijk, miserabel') behoort. N barmhartig is een vertalende ontlening van Lat misericors 'medelijdend' via ohd armherz (vgl. ook gotisch armahairts, oudnoords aumhjartadr en oudengels earmheort). De ww.en erbarmen en ontfermen (<mnl ontfarmen) stammen uit dezelfde etymologische bron, het bovenvermelde arm (<Lat miser). De grondbetekenis is: 'ontarmen' 'iemand uit een ellendige situatie redden'. (Meestal zal zoiets gedaan worden door iemand "met een warm kloppend hart", waarin "warm" uiteraard in overdrachtelijke zin moet worden opgevat, maar dit gevoelselement ligt niet in het woord zelf besloten, niet etymologisch en ook niet semantisch.)

< >