Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Bloemkool

betekenis & definitie

Bloemkool (Brassica oleracea botyrtis), is een variëteit van onze gewone kool. De „bloem” is een product, dat ontstaat door vergroeiing van bloemknoppen, binnenste kropbladeren en stengel. De vroege bloemkool (half Mei, half Juni) komt voor het grootste gedeelte uit het Westland, waar ze in bakken (met behulp van paardenmest) gekweekt wordt. De jonge bloemkool is roomwit, groot en gelijk van structuur.

Daarna komt de zomerbloemkool, die vaak in de Streek geteeld wordt (Langedijk). Deze oogst kan voortduren tot diep in Augustus. Van September tot December rijpt dan de „reuzenbloemkool”. Het zijn de breedbladige planten met groote krop, geelachtig van tint en veel minder fijn van smaak dan de vroege kooltjes. De winterbloemkool groeit in kassen.

Kool is het type van een sterk gewas. In sommige gevallen gelukt de teelt zelfs 's winters in den vollen grond. De koolen zijn dan hard en hebben veel ruwvezelstof. Ondanks dit loopt men toch gevaar dat de planten bij strenge vorst afvriezen. Niettegenstaande de groeikracht en het feit dat deze planten tot de krachtigste cultuurgewassen behooren, staat de bloemkool bloot aan aanvallen van talrijke parasieten. De geheele oogst wordt vaak bedreigd door de koolrups en door de koolvliegen.

In de laatste jaren is er nog een vijand bijgekomen, die wel zeer nietig van afmeting is, maar daarom niet minder gevreesd. Het is een klein galwespje, dat haar eieren in het hart van de bloemkoolplanten legt en aanleiding geeft tot kromgroeien, zoodat er geen krop gevormd kan worden. Onder de kweekers wordt dit „draaihartigheid” genoemd. Het maakt de kool onverkoopbaar. Op kalkarmen bodem ontstaat vaak een wortelziekte, die de plant eveneens met totale vernietiging bedreigt.

Bloemkool is van alle koolsoorten het best verteerbaar. Jonge plantendeelen zijn altijd betrekkelijk rijk aan phosphorzure verbindingen, ook bloemkool bevat veel van deze voedingszouten. Het gehalte aan ruwvezel, dat kenmerkend is voor de overige koolsoorten is hier laag. Deze groente is door uitbreiding der cultuurmogelijkheden thans gedurende een groot deel van het jaar versch verkrijgbaar. Dit is oorzaak dat kool een belangrijke plaats op onze dagelijksche menu’s inneemt.

Bloemkool heeft evenals andere bladgroenten, de eigenschap de alkaliniteit van het bloed te verhoogen. Bij ziekte-toestanden waarbij juist de zuurgraad van het bloed vergroot wordt, bijv. bij jicht en suikerziekte, is bloemkool een uitnemend voedsel dat bovendien in tal van variaties toegediend kan worden. De gemiddelde samenstelling wordt als volgt opgegeven: water 91 %, eiwitten 2 %, vet 1 %, koolhydraten 1 %, stikstofvrije extractiefstoffen 3 %, ruwvezel 1 %, voedingszouten 1 % (waaronder phosphaten). Uit de analyse blijkt wel dat de beteekenis niet in de allereerste plaats in de hooge voedingswaarde is gelegen, maar in het feit dat bloemkool evenals de meeste bladgroenten, waardevolle voedingszouten, extractiefstoffen en vitaminen bevat, voornamelijk B en C.