Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Bananen

betekenis & definitie

Bananen - (Pisang, Bacove). De banaan is de vrucht van een in de tropen voorkomende boom (Musa Sapientium). De bananen groeien in trossen, ongeveer 150 vruchten groot, in kransen gerangschikt. Meestal worden deze onrijp geplukt en voorzichtig getransporteerd.

Ze rijpen dan in het land waar ze geconsumeerd worden in z.g. stookhuizen. De snelle transportmogelijkheden zijn oorzaak geweest, dat deze vruchten in ons land bekend en populair zijn geworden. In Oost-Indië heet de vrucht „pisang” en in de West „bacove”. De bananenboom is geen echte boom, maar een snelgroeiende spruit van een onderaardschen wortelstok, zooals bij ons iris en kalmoes groeit en om het jaar uit den grond opschiet. Ongeveer een jaar nadat de „stek” boven den grond kwam, heeft deze schijnstam reeds een hoogte van 3-|meter bereikt en zijn de eerste vruchten rijp. De trossen hebben meestal 6-9 vruchtkransen, elk met 10-25 vruchten (fingers). De vruchten groeien aan den stam met het uiteinde van de vrucht naar boven gericht. Een banaan groeit zooals men zegt „omgekeerd”.

Een tros weegt gewoonlijk ongeveer 30 K.G. De schepen, die de trossen vervoeren, zijn van koelinrichtingen voorzien, de bananen worden in kratten vervoerd. Bij aankomst worden de trossen in rijphuizen opgeslagen, waar de narijping plaats heeft. De vruchten, die niet voor export in aanmerking komen, worden tot gedroogde bananen verwerkt (de zoogenaamde „figs”), die eenigszins naar vijgen smaken. De schil kleurt tijdens het overrijp worden van de vrucht vaak donkerbruin door de inwerking van bepaalde fermenten, op de gele kleurstof, het vruchtvleesch is dan meermalen geheel versuikerd. De banaan is het type van een vrucht, die bij minder aantrekkelijk zelfs bij verdacht uiterlijk, nog een zeer smakelijke binnenvrucht kan bevatten en uitstekend te gebruiken is. Het vruchtvleesch moet echter dan snel geconsumeerd worden, maar is volstrekt niet waardeloos of minderwaardig. Een banaan afkeuren op grond van het uiterlijk, is dus vaak voorbarig.

Als tafelvrucht komen dergelijke overrijpe exemplaren natuurlijk niet meer in aanmerking. Wanneer gisting is ingetreden, bemerkt men dit onmiddellijk aan den geur. Ook een wit topje aan de vrucht behoeft nog niet altijd van schimmelwoekering afkomstig te zijn. De bananen van de Canarische eilanden zijn betrekkelijk klein, vaak onooglijk, maar buitengewoon geurig. De Jamaïcasoort en West-Indische bananen zijn grooter, maar hebben veel minder aroma. De gemiddelde samenstelling van het vruchtvleesch wordt in de literatuur als volgt opgegeven: water 73%, eiwit 1,5 %, vet 0,1 %, suiker en verdere koolhydraten 24 %, ruwvezelstoffen 1 %, voedingszouten 1 %.

De voedingswaarde van de banaan hangt in hooge mate samen met het stadium van rijpheid. In rijpe bananen is het zetmeel bijna geheel oplosbaar, omdat het vruchtvleesch veel fermenten bevat, die het zetmeel versuikeren. Bananen zijn voedzame vruchten, die vaak in vrij groote hoeveelheid gegeven kunnen worden. Doordat de vrucht in een dikke schil ingehuld is, kan de banaan niet verontreinigd worden. Onder de voedingszouten, die met het vruchtvleesch in het lichaam opgenomen worden, bevinden zich veel phosphaten.

Onrijpe bananen zijn niet alleen smaakloos, maar ook vrij onverteerbaar. Men gebruike dus rijpe of desnoods een weinig overrijpe, maar geen onrijpe bananen. De banaan is niet alleen een vrucht met betrekkelijk hooge voedingswaarde, maar heeft ook het voordeel van beschermd te worden door een absoluut ondoordringbare laag, die gemakkelijk geheel verwijderd kan worden. Bovendien bevat de vrucht slechts uiterst kleine pitjes en wordt bijna nooit door larven of insecten aangetast. De vrucht is rijk aan de vitaminen A, B, C en E.