Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

Gepubliceerd op 14-11-2019

wet

betekenis & definitie

Men deed in de Middeleeuwen regelmatig een eed op zijn geloof, en men deed dat o.a. door een eedformule waarin het zelfstandig naamwoord wet voorkwam in de betekenis ‘godsdienstig gebod, betrekking hebbend op hetgeen men gehouden is te geloven of op hoe men in overeenstemming met dat geloof moet handelen, en opgelegd door God in de Heilige Schrift, of door de Kerk’. Uit het Middelnederlands kennen wij sem mine wet; bi mire wet ‘bij mijn geloof.

In de West-Vlaamse Rijmbijbel [1285] bijvoorbeeld zweert men bi sire wet. In het wnt komen deze formules niet meer voor. Zij zijn uitgestorven tegelijk met de ridderromans en de ridderstand, zegt De Baere (1940:164).

Als men een meineed pleegde, ontaardde de eed in een zelfvervloeking met de betekenis ‘God moge mij straffen als ik mijn geloof verzaak door onwaarheid te spreken’. Later werd deze vervloeking, als zoveel andere, tot een gewone exclamatie.

Dezelfde ontwikkeling zien wij bij kerstenheid, vromicheit en weerdicheit.