Synoniemen zoeken
Synoniem van Wet
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Wet
De van overheidswege gegeven geboden. Wet is een of meer geboden tot een geheel verzameld waarbij door het opperste staatsgezag, de wetgevende macht, bepaalde ge-dragsregelen worden voorgeschreven, welke voor het geheele rijk geldig zijn. Het samenstel van wetten in een staat noemt men het recht van den staat. Besluit noemt men eene bepaling of maatregel van bestuur, die door den koning, na advies van den Raad van State, of door een andere daartoe gerechtigd college b.v. Gedeputeerde Staten, Gemeenteraad, wordt genomen. Eene verordening is een -voorschrift uitgaande van Provinciale Staten of van den Gemeonteraad, geldende voor zoo ver zich de macht van dit col¬lege uitstrekt. Aan wet zijn ook buiten dit begrip vallende beteekenissen eigen. In sommige gevallen wordt het gelijk gesteld met gebod z. a. godde¬lijke en menschelijke wetten hoewel men overigens meest alleen spreekt van gods geboden; verder natuurwetten taalwetten enz. welke geen geboden zijn, maar alleen de regels aangeven, wanneer het een of ander geschieden kan.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
wet
wet - zelfstandig naamwoord
1. regel van de overheid waar iedereen zich aan moet houden
♢ iedereen moet de wet kennen
1. het is geen wet van Meden en Perzen
[geen regel waar iedereen zich aan moet houden]
2. hem de wet voorschrijven
[zeggen wat hij wel of niet mag doen]
3. wet is wet
[de wet moet nageleefd worden, al is het moeilijk]
4. hij staat boven de wet
[hoeft zich er niet aan te houden]
5. de heren van de wet
[mensen van de overheid]
6. we gaan er geen wet van maken
[geen vaste gewoonte]
7. naar de geest van de wet
[volgens de uitgangspunten ervan]
8. nood breekt wet
[als je erg in de knoei zit, hoef je je niet aan de wet te houden]
9. zijn woord is wet
[wat hij zegt moet gebeuren]
10. door de mazen van de wet kruipen
[op listige wijze de wet ontduiken]
11. trouwen voor de wet
[voor de burgerlijke stand]
12. nood breekt wet
[als je in moeilijkheden zit moet je wel eens dingen doen die verboden zijn]
13. zijn wil is wet
[hij bepaalt de regels]
Zelfstandig naamwoord: wet
de wet
de wetten
het wetje