Gepubliceerd op 28-02-2021

Willem frederik gerard nicolai

betekenis & definitie

nederl.. toonkunstenaar, geb. te Leiden 1829, overl. ald. 1896, ontving onderricht aan de muziekschool van zijn geboortestad, later aan het conservatorium te Leipzig (Moscheles, Rietz, Hauptmann en Richter) en van den organist Johann Schneider te Dresden. In 1852 werd hij leeraar in orgelspel en theorie, aan de koninklijke muziekschool te ’s Gravenhage en in 1865 directeur dier instelling.

Van 1870 tot aan zijn dood was hij leidend redacteur van het muziektijdschrift „Caecilia” en aan de oprichting van de „Nederlandsche Toonkunstenaarsvereeniging” nam hij ijverig deel; ook de mpij. „De Toekomst” was een zijner stichtingen, terwijl N. door een zeker objectivisme veel heeft bijgedragen tot het waardeeren in Ned. van de moderne school (Liszt, Berlioz, Wagner). N. was dirigent van verschillende muziekvereenigingen en componeerde zeer veel, o. a,: Spielmannslied en Loverkens voor een stem met piano-begeleiding; Duetten, Liederen, een Sonate voor piano en cel; Melodiën der Evangelische Gezangen met korte voorspelen, Bonifacius (orat.), Das Lied von der Glocke, cantates, Hymne op woorden van dr. Schaepman (1867).

< >