Gepubliceerd op 14-03-2021

Willebrord

betekenis & definitie

of Willebrod, angelsaksisch Benedictijner monnik, leerling van Egbert en de Apostel van Nederland, in 658 in Northumberland geb., werd in Ierland tot priester gewijd en begon toen het Evangelie te verbreiden onder de Friezen en Saksen, die in 689 door Pepin onder het frankische gebied gebracht waren. Hij stelde zijn zending onder de bijzondere bescherming van den paus, die hem onder den naam Clemens in 695 tot bisschop der Friezen wijdde, terwijl Pepijn hem Utrecht als bisschopszetel aanwees.

Van Utrecht begaf hij zich naar het toenmalige Taxandrië en omstreken, het tegenwoordige Noord-Brabant en Limburg, waar hij een menigte gemeenten stichtte en nog vele kerken aan hem gewijd zijn. Later koos hij Zeeland tot het tooneel zijner werkzaamheid, waar hij eveneens velen tot het christendom bekeerde. Veel tegenstand vonden zijn pogingen bij den frieschen koning Radboud, na wiens dood W. zijn bekeeringswerk met meer kracht kon doorzetten, vooral daar hij niet lang te voren een krachtigen medehelper gevonden had in Bonifacius. Ten laatste vestigde hij zich te Utrecht, waar hij de St. Martinus- (later dom-) kerk stichtte en met den titel van aartsbisschop de meeste destijds in de Nederlanden bestaande kerken bestuurde. Hij overleed er in 739 en werd volgens zijn verlangen bij Trier begraven.

< >