duitsch natuurkundige, geb. 17 Mei 1814 te Ermsleben, was van 1849 tot 1887 hoogleeraar in physica en scheikunde te Leipzig, waar hij 17 Febr. 1894 overl. H. heeft zich voornamelijk beziggehouden met thermo-electrische eigenschappen der kristallen en aangetoond dat kristallen van slecht geleidende delfstoffen door temperatuursveranderingen electrisch worden.
Aan gekleurd vloeispaat ontdekte hij de eigenschap van door de stralen van het licht (photo-electriciteit) en aan bergkristal de eigenschap van door warmtestralen (actino-electriciteit) electrisch te worden. Verder heeft hij onderzoekingen in het werk gesteld omtrent de thermo-electrische stroomen tusschen metalen en geleidende delfstoffen, de bij gas-ontwikkelingen optredende electriciteiten, de bij inwerking des lichts op in water en zoutoplossingen gedompelde metalen ontstaande electrische stroomen enz. Hij heeft, door het vinden van de eerste nauwkeurige bepalingen van de spanningen der metalen onderling en tegenover water, grondslagen geleverd voor een helderder inzicht in het wezen der galvanische elementen, en eindelijk een nieuwe theorie omtrent het wezen der electriciteit opgesteld; deze theorie beschouwt de electriciteit als cirkelvormige trillingen van de ether, waaraan de stoffelijke moleculen der lichamen deelnemen; zij neemt verder aan dat de beide verscheidenheden der electriciteit (positieve en negatieve) zich slechts door de richting der trillingen van elkander onderscheiden; uit deze theorie is een nieuwe opvatting ontstaan van de electrodynamische werking van twee stroomen op elkander en van de processen in de galvanische elementen.