Hieronder verstaat men in het algemeen de wijze van het op organieke sterkte brengen en houden van ’t personeel van legeren vloot langs anderen weg als door weidelijken dienstplicht (zie Militie). Bij de verschillende stelsels van werving verkrijgt men zijne manschappen door het geven van eene zekere som (handgeld) aan de zich vrijwillig voor een bepaalden tijd verbindende personen, en c.q. van eene aanbrengpremie aan degenen (hetzij burgers dan wel militairen), die de aangeworvenen aangebracht hebben.
In Engeland en Amerika berust het geheele legersysteem zoowel voor den dienst binnenslands als voor de koloniën nog op werving (staande legers). Tot aan het' einde der 18de eeuw (Fransche Revolutie, levée en masse; conscriptie ingevoerd door Napoleon I) en het begin der 19de eeuw hield zich het W. als voornaamste legerinstelling in stand in alle rijken van Europa. Zwitserland was een tijdlang de algemeene werfplaats voor vele Europeesche legers. Het sterkst trad het W. op den voorgrond tijdens den dertigjarigen oorlog (landsknechten). Een overgang vormde het kantonsysteem (indeeling van het rijk in militaire kantons; alleen de mindere volksklassen werden opgeroepen).
In Nederland, evenals in alle andere staten van Europa met uitzondering van Engeland heeft men kaderlegers: de massa bestaat uit dienstplichtigen en het grootste gedeelte van het kader uit aangeworven vrijwilligers. Alléén Zwitserland heeft een leger bijna uitsluitend uit dienstplichtigen saamgesteld (militieleger).