Gepubliceerd op 14-03-2021

Wacht

betekenis & definitie

1) Veldwacht, zie aldaar, welke op hare beurt schildwachten (dubbelposten), patrouilles enz. plaatst respect, uitzendt; alleen gebezigd in tijd van oorlog of bij troepenmanoeuvres (veld- en vesting-manoeuvres).

2) Garnizoens-W. of hoofdwacht, aanwezig in elk belangrijk garnizoen, (Amsterdam, Den Haag enz.), tot handhaving der orde en uitzetting van posten ter bewaking van openbare of militaire gebouwen of terreinen.
3) Kazerne-W. is in de kazerne van elke wapensoort aanwezig ter handhaving der orde in het kwartier; in kampen, bivaks of kantonnementen wordt de militaire wacht (met dezelfde bestemming) respectievelijk kamp-, bivaken kantonnementswacht genoemd. In forten of vestingen in tijd van oorlog of manoeuvres spreekt men van front-, flank- of keelwachten, d. z. de troepenafdeelingen (Infanterie en Artillerie) bestemd om de vuurlijnen en vuurmonden der front-, flank- en keel- (achter-) zijden van het versterkingswerk te bezetten. Tijdens den Transvaal-oorlog las men meermalen het woord brandwacht, dit beteekent zooveel als veldwacht.
4) Wacht, scheepsterm; tijdperk van vier uren, beginnende te 4, 8 en 12 uur. (Hondewacht dezelfde wacht, doch van af middernacht tot 4 uur v.m.).