machtig geslacht te Milaan, dat aan het hoofd der adelspartij stond en twee eeuwen de stad beheersehte. Otto V., aartsbisschop van Milaan, overl. 1295, brak de macht der della Torre; werd opgevolgd door zijn neef, Matteo I, die 1322 als keizerlijk stadhouder stierf.
Zijn opvolgers waren Galeazzo (1322—28), Azzo (overl, 1329), Luchino (1329—49), Giovanni (1349—54), Matteo II, Bernabo en Galeazzo II (1354—85). Een zoon van den laatste, Gian Galeazzo, verkreeg in 1395 van keizer Wenzel den titel van hertog, onderwierp Pisa, Siena, Perugia, Padua en Bologna, en overl. in 1402; gedurende zijn bestuur werd te Turijn de dom gebouwd. Onder zijn zoons, Giammaria, Filippo Maria en Gabriël, die gezamenlijk regeerden, verloor het geslacht veel van zijn aanzien. Filippo, die van 1412 af alleen regeerde, overl. 1447 kinderloos. De heerschappij kwam toen aan Frans Sforza, den echtgenoot van een natuurlijke dochter van den laatste der Viseonti’s.
