Gepubliceerd op 14-03-2021

Trust

betekenis & definitie

eng., beteekent oorspronkelijk vertrouwen, krediet; een bijz. soort van kartels der groote handelsondernemingen in de Ver. St. van Amerika, in zoodanigen zin, dat weliswaar de belanghebbende maatschappijen haar vroegere inrichting van beheer behouden, doch haar actiënkapitaal tegen certificaten aan de T. overgaat, welke laatste door haar vertrouwde personen, gevolmachtigden of trustees, over de aldus verbonden ondernemingen toezicht laat houden en op de leiding ervan invloed uitoefenen.

Rente en winst der afzonderlijke inrichtingen moeten aan de T. worden overgedragen, die deze na aftrek harer onkosten over de verschillende bedrijven verdeelt, welke laatste dus in zekeren zin agenturen zijn geworden. Een typisch voorbeeld hiervan is de „Standard-Oil-Company” (Amerika). Zoo heeft men in Amerika ook kolentrusts, staaltrusts, spoorweg- en scheepvaarttrusts (ade aldaar), enz. Het doel van dergelijke trusts is, om de onderlinge concurrentie te doen ophouden en de regeling van prijs en productie in handen te krijgen. Op dergelijke wijze hebben zich ook in Engeland (sedert 1888) T.-maatschappijen gevormd (T.-companies, investment-trusts), welke een bijeenbrenging van kapitaal in geldswaardige papieren van allerlei soort bewerkstelligen en daarvoor haar eigen actiën of obligaties uitgeven. De grondgedachte hierbij was, door ineensmelting ! van kapitalen een vereffening van den renteI standaard te verkrijgen en den kapitalisten een meer gelijkmatige rente te verschaffen.

Veeltijds zijn deze maatschappijen echter tot agiotage vervallen, en hebben het vertrouwen van het publiek verloren, te meer daar ze de concurrentie uitsloten en het publiek exploiteerden. Ook in Duitschland en Oostenrijk bestaan T.-maatschappijen. Litteratuur: Aschrott (1889), Halle (1895), Beach (1897), Wibaut, TrustsKartels — Kings (Amst. 1902).

< >