een in 1878 opgericht blijvend en onvervreemdbaar fonds, waarvan de renten zijn bestemd om te worden gebruikt voor eere-prijzen, toe te wijzen aan de auteurs van geschriften over onderwerpen van rechtswetenschap, staatswetenschap, sociale wetenschap en politieke geschiedenis, welke door het curatorium der stichting zulk een onderscheiding; worden waardig gekeurd. Het fonds heeft deze bestemming gekregen op advies eener commissie, door de algemeene vergadering der vrienden en vereerders van Mr.
J. R. Thorbecke op 6 Febr. 1875 te Amsterdam gehouden, uit haar midden aangewezen en belast uit te maken wat te doen met de gelden welke na uitvoering van andere besluiten der vergadering zouden overschieten. De eereprijs bestaat in een zilveren medaille benevens een som van ten minste f 500. Het batig saldo van het fonds kan door het curatorium geheel of gedeeltelijk worden bestemd tot aankoop van kostbare handschriften of drukwerken ten behoeve van de universiteitsbibliotheek te Leiden. Tot nog toe werd de eereprijs tweemaal toegekend.
Voor de eerste maal in 1882 aan dr. P. J. Veth, voor het werk: Java, geographisch, ethnologisch, historisch; voor de tweede maal in 1891 aan Mr. N. G. Pierson, voor het werk: Leerboek der staathuishoudkunde. In 1899 is door het curatorium besloten de onuitgegeven parlementaire redevoeringen van Thorbeeke te doen verzamelen, van ophelderende bijschriften te doen voorzien en haar aldus te doen uitgeven.
