Gepubliceerd op 14-03-2021

Tatoueeren

betekenis & definitie

tatouage, (afgeleid van het Tahitische woord tatau), het maken van blijvende teekeningen op de huid door insnijding of prikking met scherpe werktuigen en inwrijving der insnijdingen met een kleurstof. Het T. is over de geheele wereld gebruikelijk, in Europa nog vooral bij het zeevolk (afbeeldingen van ankers enz, op armen of borst), het meest echter bij de wilde en halfwilde volken.

In vele streken, waar de bevolking veel met meer beschaafde Europeanen in aanraking komt, geraakt het meer en meer in onbruik. Onzeker is het, of het T. oorspronkelijk alleen de beteekenis heeft gehad van versiering des lichaams, of dat ook godsdienstige gevoelens en het bijgeloof erbij in het spel waren. Bij vele volken wordt aan het T. zeer veel zorg besteed en zijn de zoo aangebrachte figuren zeer fraai. Het uitvoeren der tatouage is gewoonlijk monopolie der priesters: de figuren dienen dan gewoonlijk ter onderscheiding van stam, familie, rang, soms ter herinnering aan belangrijke gebeurtenissen of als teeken van een gesloten verbond. Bij sommige volken is ook een rouw-tatouage in zwang. Het T. wordt het meest uitgevoerd met een doorn, een kamachtig ingesneden stuk hout, of een gepunt stukje ijzer, een fijn beentje, een vischgraat; bij sommige volken gebruikt men ook stempels (o. a. bij de Dajaks van Serawak en de Kajans van Centraal-Borneo).

Als kleurstof bezigt men meest roet van damarhars met water 1 gemengd en indigo-oplossingen. Gewoonlijk wordt de tatoeage bij gedeelten verricht, met het oog op de pijnlijkheid der bewerking. De aangebrachte figuren verschillen ook naar gelang van het lichaamsdeel en de sekse. Bij sommige volken tatoueeren alleen de mannen zich, bij andere alleen de vrouwen, bij nog andere beide seksen. De tatouage kan zich over het geheele lichaam uitstrekken of tot enkele lichaamsdeelen beperkt zijn.Literatuur: G. A. Wilken, Handleiding voor de vergelijkende volkenkunde vaji Nederl.-Indië (bldz. 246—251), H. Blink, De bewoners der vreemde werelddeelen (bldz. 35), P. A. van der Lith, Nederl. Oost-lndië (1894, bldz. 410—411), W. Joest, Tätowieren, Narbenzeichnen und Körperbemalen (Berl. 1887).

< >