een der Goniometrische lijnen, welke de grootte van een hoek bepalen. Wanneer men in een plat vlak twee elkaar snijdende rechte lijnen trekt, en van uit het snijpunt met willekeurigen straal een cirkelboog trekt, welke beide lijnen snijdt, zoo noemt men koorde de lijn, welke de twee snijpunten vereenigt van den boog met de twee rechte lijnen.
Laat men uit een van die twee snijpunten een loodlijn op de andere rechte lijn, zoo heet die loodlijn de sinus van de boog, en richt men in het andere snijpunt een loodlijn op de rechte lijn tot waar zij de eerste rechte lijn snijdt, zoo heet die loodlijn de tangens of raaklijn. Deze raakt den boog aan, en het aanrakingspunt wordt ook tangentpunt genoemd. De afstand van het middelpunt des boogs tot het uiteinde van de tangens heet secans of snijlijn. Zie ook Goniometrie.Het verschil tusschen een hoek en een rechten hoek, dat is waarvan beide beenen loodrecht op elkaar staan, heet het complement des hoeks, de tangens van het complement heet cotangens van den hoek, en de secans van het complement heet cosecans van den hoek. De tangens en de straal des boogs zijn de rechthoekszijden van een rechthoekigen driehoek, waarvan de secans de hypothenusa is. Zoo ook zijn de cotangens en de straal rechthoekszijden tegenover de cosecans als hypothenusa. De toepassing der tangens-verhouding speelt de voornaamste rol in de verticale en horizontale richting van vuurmonden en vuurwapens (verdeeling der *richtingsinstrumenten in tangenten van de respectievelijke richthoeken).