Gepubliceerd op 14-03-2021

Suriname

betekenis & definitie

Nederl.-Guyana, nederl. bezitting aan de noordkust van Zuid-Amerika, omvat het gedeelte van Guyana (zie ald.), tusschen de Corantijn, die het van Britsch-Guyana scheidt, en de Marowijne of Maroni, die de grens vormt met Fransch-Guyana. Oppervlakte ongeveer 129.000 km.2, in 1894 met 82.300 inw. (Europeanen, Indianen, Boschnegers of Marrons).

Alleen de kuststreek is bewoond, het binnenland is zelfs nog zoo goed als onbekend. De grond is uitermate vruchtbaar; klimaat vochtig en zeer warm; groote regentijd April—einde Juli, kleine regentijd half Nov.—Febr. Planten- en dierenrijk zijn in het algemeen die van Guyana (zie ald.). Het bewoonde gedeelte ligt tamelijk laag; overigens is van het relief des bodems nog weinig met nauwkeurigheid bekend. De Blauwe berg in het reeds doorvorschte deel van het binnenland is 125 m. hoog. In het zuiden bevinden zich uitgestrekte bosschen, moerassen en savannen.

S. heeft meerdere rivieren; allen stroomen deze van het z. naar het n.; de voornaamste zijn de Suriname (waarnaar de kolonie benoemd is), de Commewijne, de Marowijne, de Saramacca, de Coppename, de Corantijn of Corantijne. De Coppename deelt de kolonie in twee ongelijke helften, de zg. oude en de nieuwe kolonie. Voortbrengselen: suiker, cacao, koffie, katoen, rijst, maniok, arrowroot, timmerhout, oliën, gomsoorten. Uitgevoerd wTorden: cacao, suiker, melasse, rum, gom. Aan bruikbare delfstoffen levert S. koper, ijzer, lood, bismuth, platina, goud (dit laatste tusschen de bronarmen van de Marowijne). Hoofdstad is Paramaribo.

Het bestuur
der kolonie Suriname berust op het zoogenaamde Regeeringsreglement van 31 Mei 1865, Stbl. No. 55, dat te danken is aan den Minister J. D. Fransen van de Putte. Dit reglement is gewijzigd en aangevuld door de wetten van 26 Mei 1884, Stbl. 90 en 2 Februari 1901, Stbl. 55.

Volgens dit regeeringsreglement wordt de kolonie bestuurd door een Gouverneur, door den Koning te benoemen en aan Dezen verantwoordelijk. Aan hem is in naam en als vertegenwoordiger des Konings, de uitvoerende macht opgedragen. Hij is onder zekere voorwoarden belast met het opperbevel over de in de kolonie aanwozige krijgsmacht; is bevoegd tot afkondigen van ,,staat van beleg”; tot het sluiten van voorloopige overeenkomsten, de kolonie betreffende, met vreemde machten; tot benoeming en ontslag van alle ambtenaren, met uitzondering van den administrateur van financiën, den president, de leden en den griffier van het Hof van Justitie, den procureur-generaal, den agent-generaal en den sub-agent van immigratie. Verder heeft de Gouverneur het algemeen bestuur der koloniale geldmiddelen en domeinen, het recht van gratie, de bevoegdheid tot het verleenen van zeebrieven, en is hij belast met de afkondiging van wetten, Koninklijke Besluiten en Koloniale Verordeningen, en met het uitvaardigen van Besluiten, die wetten enz. betreffende. Hij wordt in zijn taak bijgestaan door een Raad van Bestuur als adviseerend college, bestaande uit een ondervoorzitter en drie leden door den Koning te benoemen.

De Gouverneur is wegens ambtsmisdrijven tot straf vervolgbaar, volgens de wet van 22 April 1855, StbL no. 33, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriëele Departementen. Wegens alle andere strafbare feiten staat hij in Nederland, en niet in de Kolonie, terecht.

In tegenstelling met andere Koloniën en Bezittingen van Nederland, deelt de Gouverneur zijn wetgevende macht met een college van Koloniale Staten, van ten minste 13 en ten hoogste 25 leden, rechtstreeks gekozen door kiezers in verhouding van 1 op 200 kiezers. Vóór de wijziging van het Regeeringsreglement van 1901 werden 4 leden niet door kiezers gekozen, maar door het bestuur benoemd, met kennelijk doel om aan het bestuur een kraehtigen steun te geven in de jonge volksvertegenwoordiging. Dit is nu afgeschaft.

Kiezers zijn ingezetenen, boven de 25 jaar oud, die het volle genot hebben hunner burgerlijke rechten en belasting betalen óf over een jaarlijksch inkomen van f 1400 of meer, óf eene som in de gezamenlijke directe belastingen van ten minste f 40.

Verkiesbaar zijn alle ingezetenen boven de 25 jaar, die in het volle genot hunner burgerlijke rechten zijn. Uitgezonderd zijn: de Gouverneur, de ondervoorzitter en leden van den Raad van Bestuur, de gouvernements-secretaris en krijgslieden in werkelijken dienst. Het Kiesreglement bepaalt wie ingezetenen zijn. De leden der Koloniale Staten worden gekozen voor 6 jaar, terwijl om de 2 jaar een derde aftreedt. Zij kunnen door den Gouverneur worden ontbonden. Zij maken het vertegenwoordigend lichaam uit der Kolonie en deelen, zooals gezegd, de wetgevende macht met den Gouverneur.

Zij hebben het recht van initiatief en amendement. Zij kunnen den Gouverneur om inlichtingen vragen de kolonie betreffende. De Gouverneur voldoet hier aan, zoo er bij hem geen bezwaar tegen bestaat, mondeling of schriftelijk, hetzij in persoon of, wat meer gebruikelijk is, bij gemachtigde. De gemachtigde is dan de betrokken departements-chef, die zich daartoe in de zitting der Koloniale Staten begeeft.

Een belangrijk punt van verschil ten aanzien van deze bevoegdheid bestaat er tusschen de Koloniale Staten en de Staten-Generaal in het moederland. Waar ieder lid van laatstgenoemd lichaam het recht heeft om inlichtingen aan de Regeering te vragen, hebben de Koloniale Staten dit slechts als college.

Een door den Gouverneur met de Koloniale Staten gemaakte regeling is eene Koloniale Verordening en moet om bindend te worden door den Gouverneur worden vastgesteld en afgekondigd, door plaatsing in het „Gouvernements-Blad”.

De Koning heeft evenwel ’t recht zulk een Koloniale Verordening te vernietigen en in den regel wacht de Gouverneur, vóór hij afkondigt, ’sKonings beslissing hierover af. Na 6 maanden is hij steeds tot afkondiging bevoegd.

Behalve deze Koloniale Verordeningen zijn in Suriname nog van kracht Nederlandsche Wetten en Algemeene Maatregelen van Bestuur (Koninklijke Besluiten den Raad van State gehoord), mits behoorlijk afgekondigd en als regel geldt, dat de Koloniale Verordeningen — overigens in elk onderwerp kunnende voorzien — niet treden in de regeling van hetgeen bij de Wet of Koninklijk Besluit is geregeld, en dat zij ophouden te bestaan, zoodra een wet of Koninklijk Besluit, die in dezelfde materie voorziet, begint te werken. Alleen de wet of het Koninklijk Besluit zelf kunnen een nadere regeling aan den Kolonialen Wetgever overlaten. Door de wet kunnen alle onderwerpen de Kolonie betreffende worden geregeld; bij Koninklijk Besluit alle onderwerpen, waarin ook bij Koloniale Verordeningen kan worden voorzien, met uitzondering evenwel van het doen van Jaarlijksche Verantwoording van de Koloniale geldmiddelen indien de begrooting definitief is vastgesteld door de Koloniale Staten, het heffen van belastingen en het aangaan van geldleeningen ten laste van de Kolonie.

In rang op de bovenstaande rechtsbronnen volgen de Besluiten van den Gouverneur, den Raad van Bestuur gehoord, houdende algemeene maatregelen en strekkende om uitvoering te geven aan wetten, Koloniale Besluiten of Koloniale Verordeningen, welke eveneens moeten worden afgekondigd door plaatsing in het „Gouvernementsblad”.

Ten slotte hebben in Suriname nog rechtskracht de eenvoudige besluiten van den Gouverneur, als: benoemingen van ambtenaren, verleenen van concessies, enz.

Jaarlijks wordt de begrooting door den Gouverneur aan de Koloniale Staten aangeboden en bij de behandeling daarvan vinden de Staten ruimschoots gelegenheid met den Gouverneur over het bestuur der Kolonie van gedachte te wisselen. De voorloopig vastgestelde begrooting wordt aan den Koning toegezonden; zij moet door den Nederlandschen wetgever definitief worden vastgesteld, o. a. indien tot aanvulling der koloniale middelen eene bijdrage uit ’s Rijks schatkist wordt gevorderd, hetgeen tot heden nog altijd het geval is geweest.

De Kolonie is verdeeld in 8 districten, aan het hoofd waarvan staat een districts-commissaris door den Gouverneur benoemd, en die direct onder diens bevelen werkzaam is. Deze districtscommissarissen zijn tevens hulpofficieren van Justitie.

Gouverneurs van Suriname, enz.

Maurits de Rama, 1667.

Philip Julius Lichtenberg, 1668—1671.

Tobias Adriaenssen, 1677—1678.

Johannes Heijnsius, 1678—1680.

Cornelis van Aerssen van Sommelsdijk, 1683 —1688.

Johan van Scharphuizen, 1688—1696.

Mr. Paulus van der Veen, 1696—1707.

Mr. Willem de Gruyter, 1707.

Johan de Goyer, 1710—1717.

Johan Mahony, 1716—1717.

Jan Coutier, 1717—1721.

Mr. Hendrik Temminck, 1721—1727.

Mr. Karel Emilius Henry de Cheusses, 1728 —1734.

Jacob Alexander Henry de Cheusses, 1734—35

Mr. Johan Raye, 1735—1737.

Gerard van de Schepper, 1737—1742.

Mr. Johan Jacob Mauricius, 1742—1751

Pieter Albert van de Meer, 1754—1756

Wigbold Commelin, 1757—1768.

Jan Nepveu, 1768—1779.

Bernard Texier, 1779—1783.

Mr. Jan Gerhard Wichers, 1784—1790

Jurriaan François de Friderici, 1790—1802

Pierre Berranger, 1803—1804.

Sir Charles Green, 1804—1805.

William Carlyton Hughes, 1805—1808

Charles graaf Bentinck, 1809—1811.

William Benjamin van Panhuys, 1816

Abraham de Veer, 1821—1828.

Paulus Roelof CantzTar, 1828—1831.

Mr. Evert Ludolph baron van Heeckeren, 1831—1838.

Julius Constantijn Rijk, 1839—1842.

Burchard Jean Elias, 1842—1845.

Reinier Frederik baron van Raders, 1845 —1852.

Jhr. Johan George Otto Stuart von Schmidt auf Altenstadt. 1852—1855.

Charles Pierre Schimpff, 1855—1859

Bernhard Frans van Lansberge, 1859—1867

W. H. J. van Idsinga, 1867—1873.

Jhr. Carel A. van Sypensteyn, 1873—84.

Mr. H. J. Smidt, 1884—88.

Jhr. Mr. A. de Savornin Lohman, 1888—92

Jhr. Mr. T. A. J. van Asch van Wijck 1892—96

Mr. C. W. Tonckens, 1896—1902.

C. Lely, 1902—1905.
F. W. A. Idenburg, 1905—.

< >