strafprocedure, strafvordering, vroegere naam lijfstraffelijke rechtspleging (of formeel strafrecht, zie Strafrecht). Hoofdvormen: inquisitoir proces, als de rechter bevoegd is, niet alleen op verzoek van een klager, maar ook ambtshalve, spontaan, op grond van eene gewone aangifte, ja zelfs zonder deze, naar aanleiding van hetgeen, hoe dan ook, te zijner kennis kwam, te gaan onderzoeken of er een strafbaar feit gepleegd is en door wien, en hij al naar gelang van den uitslag van zijn onderzoek vonnis wijst.
Bij dezen proeesvorm is er geen eigenlijke aangeklaagde of beschuldigde, doch de vermoedelijke dader is, even goed als de getuigen en anderen, verplicht den rechter ten dienste te staan als een middel om achter de waarheid te komen. Verzaakt hij dien plicht, wordt vermoed, dat hij de waarheid niet vrijwillig mededeelt, dat is dus: bekent hij niet vrijwillig, dan kan hij worden gedwongen, dan kan de waarheid, die bekentenis hem worden ontwrongen. Als dwangmiddel daartoe diende de pijnbank. In het accusatoir proces daarentegen heeft een rechtsstrijd plaats tusschen twee partijen, de klager of aanklager en de beschuldigde; zij voeren de bewijsmiddelen voor schuld of onschuld aan; de rechter blijft lijdelijk en heeft, behoudens de leiding van en het toezicht over de procedure, slechts vast te stellen wat op grond van de door partijen aangevoerde bewijsmiddelen als vaststaande, wat dus als recht moet worden beschouwd. Gaandeweg leerde men beter inzien, dat het in het strafproces niet, gelijk in een civielproces, geldt de beslissing over een recht, waarover de bijzondere persoon de beschikking heeft, maar dat de straf wordt opgelegd in het algemeen belang ter zake van eene met de openbare orde strijdige handeling, zoodat het derhalve in 'elk strafproces te doen moet zijn om de materieele, de wezenlijke waarheid, en de rechter alleen dan een behoorlijk strafvonnis kan wijzen, waaneer hij zoo volkomen en juist mogclijk omtrent de feiten is ingelicht. Dientengevolge heeft de rechter ook in het accusatoir proces langzamerhand meer bevoegdheid gekregen om zijnerzijds mede te werken tot het bijbrengen van alle mogelijke bewijsmiddelen, bijv. te bevelen dat nog bepaalde, door hem aangewezen personen zullen verschijnen om getuigenis af te leggen.Ons tegenwoordig strafproces heeft vóór de openbare behandeling eenigszins een inquisitoir, bij de openbare behandeling daarentegen meer een accusatoir karakter.
De samenstelling en de inrichting der verschillende klassen van gerechten (107 kantongerechten, 23 arrondissements-rechtbanken, 5 gerechtshoven en de Hooge Raad) zijn geregeld bij de Wet op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie (R. O.) van 18 April 1827, St bl. no. 20, die bij wetten van 1835, 1841, 1874, 1875, 1877 en 1884 herzien en gewijzigd is. Die wet verdeelt tevens de verschillende soorten van strafbare feiten over de vier takken der rechterlijke macht (volstrekte bevoegdheid). Het Wetboek van Strafvordering (Sv.) van 5 Juni 1830, St bl. no. 21—24, 30—39, 42—45, 48—52, herzien en gewijzigd in 1836, 1841, 1851, 1854, 1864, 1870, 1873, 1886 en 199, leert bij welk speciaal gerecht van den in de R. 0. aangewezen tak elke zaak behandeld moet worden (betrekkelijke bevoegdheid), hoe het proces moet worden gevoerd, welke vormen en termijnen daarbij en bij de tenuitvoerlegging van het strafvonnis in acht genomen moeten worden.
De algemeene regel is, dat de overtredingen worden berecht door de kantongerechten, en wel door dat kantongerecht, binnen welks ressort het feit gepleegd is, de misdrijven door de arrondissements-rechtbanken, en wel door die rechtbank, binnen welker ressort het feit gepleegd is of de verdachte woont of gevonden wordt. De rechtbanken oordeelen bovendi::; in hooger beroep over de daarvoor vatbare vonnissen der kantongerechten, gelijk de gerechtshoven in hooger beroep oordeelen over de daarvoor vatbare vonnissen der rechtbanken. De Hooge Raad neemt in het eerste en laatste ressort kennis van de ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen, begaan door de leden der Staten-Generaal, de ministers, de gouverneursgeneraal en andere met gelijke macht bekleede ambtenaren in de koloniën of bezittingen des rijks in andere werelddeelen, de leden van den Raad van State en de Commissarissen der 'Koningin in de provinciën; hij vonnist mede in eerste en laatste ressort over hen die beklaagd worden ter zake van zeeroof of dergelijke misdrijven of van ongeoorloofde uitoefening der kaapvaart. De voornaamste werkzaamheid van den Hoogen Raad is echter de rechtspraak in cassatie, als wanneer hij heeft te onderzoeken en te beslissen, of de in hooger beroep gewezen of de daarvoor niet vatbare uitspraken der lagere gerechten uit een rechtskundig oogpunt juist gewezen zijn. In een hernieuwd onderzoek van de feiten mag de Hooge Raad, in cassatie oordeelende, niet treden; m. a. w. hij heeft dan alleen te onderzoeken, of de voorschriften betreffende de procedure en de regelen van het bewijs door den lageren rechter behoorlijk zijn in acht genomen en, zoo ja, of dan op de feiten, zooals die door den lageren rechter bewezen zijn verklaard, het materiëele recht met juistheid is toegepast. Indien het arrest (van een hof) of vonnis (van eene rechtbank of een kantongerecht) vernietigd wordt ter zake van verkeerde toepassing of schending der wet of van overschrijding van macht, doet de Hooge Raad, zonder in een nieuw onderzoek van de feiten te kunnen treden, ten principale recht; wordt daarentegen het arrest of vonnis vernietigd ter zake van verzuim in de vormen, die op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven, dan verwijst de Hooge Raad de zaak, indien de vernietigde uitspraak door oen kantongerecht of eene rechtbank was gewezen, respectievelijk naar de rechtbank of het hof van het ressort, en zoo de vernietigde uitspraak door een hof was gewezen, naar een aangrenzend hof.
Met de cassatie (vernietiging) verwarre men niet de revisie (herziening), een exceptioneel rechtsmiddel, hetwelk ten doel heeft in eene zaak, die reeds eenmaal definitief beslist is, bij uitzondering een hernieuwd onderzoek te verkrijgen op grond van eene omstandigheid, die, wanneer ze ook bij de vroegere behandeling reeds aan den rechter bekend ware geweest, hem wellicht tot eene andere beslissing zou hebben gebracht. De Hooge Raad oordeelt, of de aanvrage tot zoodanig hernieuwd onderzoek aanvankelijk voldoende gerechtvaardigd is. Zoo ja, dan wordt de zaak opnieuw behandeld bij een door den Hoogen Raad aan te wijzen gerechtshof, dat er nog geen kennis van nam.
Vervolgende of eischende partij in strafzaken is de ambtenaar van het openbaar ministerie. Bij het kantongerecht heeft hij "geen anderen titel, bij de rechtbank heet hij Officier van Justitie, bij het Hof en den Hoogen Raad Procureur-Generaal.
In alle zaken is het vóór-onderzoek opgedragen aan de opsporings- of politieambtenaren.
In zaken die in eersten aanleg bij de rechtbank behandeld worden, kan op vordering van den Officier van Justitie een nader voorloopig onderzoek door den rechtercommissaris plaais hebben (voorloopige informatiën). Zijn nóg verdere onderzoekingen of is voorloopige verzekerde bewaring van meer dan enkele dagen noodig, dan wordt dat bevolen door de rechtbank in raadkamer (rechtsingang met of zonder bevel van gevangenneming of gevangenhouding, en met last tot instructie of met verwijzing naar de openbare terechtzitting).
De zaken worden ter openbare terechtzitting aangebracht door eene dagvaarding van wege den ambtenaar van het openbaar ministerie aan den beklaagde beteekend. Alle strafzaken worden namelijk in het openbaar behandeld tenzij de wet anders bepaalt, of de rechter om gewichtige redenen, meestal aan het belang der openbare zedelijkheid ontleend, mocht bevelen, dat het rechtsgeding met gesloten deuren zal plaats hebben.
De behandeling bestaat in hoofdzaak uit het hooren van getuigen en deskundigen, de ondervraging van den beklaagde (die echter niet verplicht is te antwoorden) en de voorlezing van stukken. Nadat het onderzoek in dier voege heeft plaats gehad, doet de ambtenaar van het openbaar ministerie zijne vordering en licht die desverlangend toe. De beklaagde en zijn raadsman kunnen hierop antwoorden. De ambtenaar van het openbaar ministerie kan andermaal het woord voeren, Het recht van het laatste woord is aan den beklaagde en zijn raadsman. Daarna wordt de dag voor het vonnis bepaald. Veroordeeling mag alleen berusten op de bewijsmiddelen die de rechter onmiddellijk voor zich heeft zien of hooren bijbrengen.
Is de beklaagde niet verschenen en wordt hij desniettemin, bij verstek, veroordeeld, dan kan hij door aanwending van het rechtsmiddel, verzet genaamd, zijne zaak opnieuw bij denzelfden rechter doen onderzoeken.
Zoowel de veroordeelde als de ambtenaar van het openbaar ministerie kunnen in den regel in hooger beroep komen. In hoofdzaak heeft dan de behandeling op dezelfde wijze plaats; echter behoeven de getuigen enz. niet opnieuw te worden gehoord, maar kan ook recht gedaan worden naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eersten aanleg, zooals dit volgens het door den griffier gehouden procesverbaal van die terechtzitting heeft plaats gehad.