is de Noorsche naam voor handigheid, vaardigheid. Er wordt mee bedoeld een arbeid met handen, die men (voornamelijk de jeugd) uitvoert, om een gewenschte en noodzakelijke afwisseling te brengen in het gewone schoolonderwijs.
De hoogere eischen, die tegenwoordig aan het onderwijs worden gesteld, dwingen de jeugd tot meer geestesarbeid en langer stilzitten. De gymnastiek wordt beoefend om de nadoelen van het lange stilzitten zooveel mogelijk weg te nemen. De slöjd moet als tegenwicht dienen voor de eenzijdige geestesarbeid en de kinderen bezig houden met practischen arbeid, waarvan ze de resultaten zelf kunnen beoordeelen. Welke arbeid hier bedoeld wordt? Iedere arbeid, die achting kweekt voor arbeid in ’t algemeen; die zin voor orde, nauwkeurigheid en zindelijkheid ontwikkelt; die het lichaam kracht geeft en oog en hand oefent. Een arbeid in een grondstof, die door kinderen, zonder te groote krachtsinspanning kan uitgevoerd worden en waarbij een betrekkelijk groot aantal werktuigen gebruikt kunnen worden, opdat de daardoor verkregen vaardigheid zoo veelzijdig mogelijk worde. Ook moet het een arbeid zijn, waarvan de verschillende moeilijkheden methodisch kunnen gerangschikt worden; waarbij het gemakkelijke het moeilijke voorafgaat en een langzame opklimming van moeilijkheden mogelijk maakt.De arbeid van een smid b.v. laat geen zindelijkheid toe en eischt te veel krachtsinspanning om door kinderen te laten beoefenen als vak van onderwijs. Het mandenmaken en kleermaken eischt geen voldoende lichaamsbeweging om als slöjd-onderwijs dienst te doen.
De meeste voordeelen voor kinderarbeid bieden de hout- en kartonarbeid aan. Zouden we dan een timmermanswinkel of een cartonnagefabriek aan de school moeten verbinden? In geen geval. Al hebben de werkplaatsen, die bij een goede school behooren, veel overeenkomst daarmee, het groote verschil vertoont zich in de wijze waarop daar door kinderen gewerkt wordt en met welk doel.
De wijze waarop in de slöjdzaal gewerkt wordt, onderscheidt zich van die in de gewone werkplaats vooral in de zorg voor de houding van het lichaam bij den arbeid. Deze moet de lichamelijke ontwikkeling bevorderen, niet eenzijdig doen worden. Er moet gewaakt worden voor het ontstaan van lichamelijke afwijkingen; daarom wordt er dikwijls met opzet links gewerkt; veel acht geslagen op stand en plaatsing der voeten bij ’t zagen, schaven en boren.
Het doel van den arbeid is ook zeer verschillend. De timmerman maakt een voorwerp om geld te verdienen. Zijn eerste zorg is, met weinig arbeid uit goedkoope grondstof een doelmatig voorwerp te vervaardigen. Kan dat, door af te wijken van de vooraf vastgestelde maten en bepaalde opvolging der werkzaamheden? Goed, als het gemaakte voorwerp maar aan het doel beantwoordt.
In de slöjdzaal maakt de leerling een voorwerp om zich te oefenen in het nauwkeurig uitvoeren van hem opgedragen arbeid. De eerste zorg is hier goeden arbeid te verrichten, die lichamelijke kracht en behendigheid bevordert, den geest ontwikkelt en afwisseling genoeg toelaat om den leerling altijd en aanhoudend belang in te boezemen. Het voorwerp treedt op den achtergrond, de arbeid is hoofdzaak. Het niet nauwkeurig werken naar voor- of vastgestelde maat en regel, doet het doel, waarmee gewerkt wordt, missen, al is het gemaakte voorwerp bruikbaar. Het voorwerp in de slöjdzaal gemaakt is alleen dan goed, wanneer het de vooraf vastgestelde maten tot in m.M. nauwkeurig heeft, het zuiver haaksch is en op de voorgeschreven wijze is afgewerkt.
Ook de werktuigen, waarmee gewerkt wordt, zijn niet dezelfde. Het mes, bij den timmerman niet in gebruik, neemt bij het slöjdonderwijs een zeer voorname plaats in. Het is het aanvangswerktuig en komt vervolgens bij de meeste modellen in gebruik.
Het hout wordt verdeeld met de spanzaag, die in ’t gebruik voor de jeugd vele voordeelen biedt boven de gewone handzaag.
Om het slöjdonderwijs paedagogisch te onderwijzen, moet het aan onderwijzers en niet aan ambachtslieden opgedragen worden.
De vader van den paedagogischen slöjd is de Zweed Otto Salomon, directeur van het Slöjd Seminarium te Naas, een landgoed bij het Floda-station, een uur sporens van Göteborg. Jaarlijks komen daar honderden onderwijzers en onderwijzeressen om zich in den houtslöjd te bekwamen.
Ook in Denemarken, te Kopenhagen, is een inrichting, waar, onder leiding van den heer Axel Mikkelsen, met hetzelfde doel, doch op eenigszins andefe wijze-, jaarlijks vele opvoeders zich bekwamen.
Te Leipzig vindt men een groot seminarium, waar, behalve houtslöjd, ook karton-, klei- en ijzerslöjd wordt bedreven.
In ons land wordt bijna algemeen de houtslöjd volgens het Zweedsche systeem en de kartonslöjd volgens het Duitsche systeem onderwezen.
Als voorbeeld volgen hier eenige oefeningen uit den Zweedschen houtslöjd.
Het eerste model der schoolserie is een penseelstokje, dat uit berken en evenals model 2„ 3 en 4 geheel met het mes bewerkt wordt. Uit een ruw balkje van ongeveer 11 c.M. lang en 1 à 1½ c.M. breed wordt een zuiver vierkant balkje gesneden van ½ c.M. dik en breed en 10 c.M. lang; daarna wordt het achtkant gesneden om het ten slotte rond te snijden. De afwerking geschiedt met schuurpapier.
Model 2 is een penhouder, zuiver rond gesneden als nummer 1 en 15 c.M. lang en 1 c.M. dik.
Bij deze modellen is langs de draad en dwars er over snijden met het mes en afzagen met de zaag en vijlen met de vijl aan de orde.
Bij model 5 komt het zagen langs de draad en het schaven van kanten en bij model 6 het schaven van een smal vlak (smaller dan beitelbreedte) en boren met een lepelboor.
Zoo komt bij ieder volgend model een of meer nieuwe oefeningen.
De kartonarbeid, die in den regel den houtarbeid vooraf gaat, eischt minder lichaamskracht en kan daarom door jeugdiger kinderen bedreven worden. Deze arbeid kan als voortzettinng van het Fröbel-onderwijs beschouwd worden, ’t Is hier weer als bij den houtarbeid, nauwkeurig, zuinig en zindelijk werken.