Gepubliceerd op 18-03-2021

Schaap

betekenis & definitie

schapen, Ovis, geslacht van Holhoornige herkauwers (zie Herkauwende dieren en Cavicornia), hoornen bij beide seksen of .alleen bij de mannetjes aanwezig en nimmer rolrond, maar min of meer samengedrukt, golfsgewijs gestreept en spiraalsgewijs gewonden, waardoor zij zich van de geiten onderscheiden; steeds is alleen de neusstreek geheel behaard en alle soorten hebben nevenhoeven en klauwklieren, de meeste ook traangroeven; het getal melkklieren bedraagt twee. De wilde soorten zijn tehuis in bergachtige streken.

Van het tamme schaap, Ovis Aries, waarvan een zeer groot aantal rassen bestaan, kent men met zekerheid de stamsoort niet. Twee soorten kunnen als zoodanig in aanmerking komen, n.l. de argali (Ovis Ammon L., Ovis Argali P a 11.), die thans nog in het wild leeft en de gebergten van zuidelijk Siberië en Tartarije bewoont, en de mouflon of moeflon (Ovis Musimon S c h r.), welke voorkomt in de bergachtige streken van zuidelijk Europa, in Turkije, Griekenland, op de eilanden Sardinië en Corsica, en ook in Perzië. In de bergachtige oorden van N.-Amerika, van Mexico af tot op 68° N.B. toe, leeft het amerik. bergschaap, Ovis montana, dat na verwant met de argali en ternauwernood soortelijk daarvan te onderscheiden is. Ook is het niet onmogelijk, dat de verspreiding door de poolstreek, wellicht over het ijs, heeft plaats gehad. Het meest afwijkend van de overige soorten is de noord-afrik. Ovis tragelaphus Desm., het manenschaap, inzonderheid door het gemis ‘van traangroeven, waardoor, alsmede door eenige andere ondergeschikte kenmerken, deze soort een tusschenvorm tusschen de reeds zoo weinig begrensde geslachten Ovis en Capra (zie Geit) vormt. Een andere wilde soort is de tibetaansche kasjar, Ovis PolL Ook de muskus- of bisamos, Ovibos moschatus (zie Muskusos), wordt wel tot de schapen gerekend. Onder de tamme schapen onderscheidt men, naar het hoofddoel waarvoor ze geteeld worden, wolschapen en vleeschschapen. Tot de eerste behooren de Merinos (zie ald.), die naar de wol nog worden onderscheiden in fijne (Escoriaal schaap, zie plaat Schapen II, fig. 3), middelsoort (Negretti, pl. II fig. 4) en grove (fr. en duitsche kamwolmerinos); verder de Kortstaartige schapen (Ovis brachyura), waarvan gehoornde (dwergschaap, pl. I fig. 1) en ongehoornde (hollandsche, texelsche schaap enz.) voorkomen. Een der beste vleeschschapen is het engelsche vleeschschaap (pl. I fig. 2).

< >