Gepubliceerd op 18-03-2021

Schaafmachines

betekenis & definitie

Men onderscheidt deze in S. voor metalen en voor hout. Bij de eerste werkt een enkele beitel op het werkstuk in met snelheden van 5—30 cM.; bij de laatste zijn meerdere beitels op een snel ronddraaiend blok bevestigd, zoodat hier het schaven bestaat uit snel opeenvolgende cylindrische uitsnijdingen.

De schaafbanken voor metalen zijn gewoonlijk samengesteld zooals afgebeeld in fig. 1. Op een bed B, dat op voeten rust, loopt in V-vormig geschaafde sponningen eene slede A heen en weer, waarop het werkstuk is bevestigd, dat door den beitel M wordt geschaafd. De laatste wordt gedragen door een beitelblok of een support, dat in horizontale richting over den dwarsbalk Q verplaatsbaar is, door draaiing aan de schroef T, die in een moerblok van genoemd support werkt. Q is op zichzelf weer verticaal verschuifbaar tegen de vlakgeschaafde stijlen F, door draaiing der schroeven RR. Onder de slede bevindt zich een horizontale tandreep C, waarin grijpt een rondsel a dat door middel van overbrengingsraderen door de riemschijven 1 en 3 in afwisselende richting kan bewogen worden. 2 is een losse schijf. Bij den heengang der slede, wanneer de beitel snijdt, ligt de drijfriem op 1 en beweegt den tandreep C benevens de slede A, door een aan bus b verbonden as en de raderen n en o, werkende op a. Gedurende den versnelden teruggang der slede schuift het werkstuk, zonder insnijding, onder den beitel door. De riem ligt dan op 3 en werkt dan over de raderen m en i op a en C.

De riemverschuiving geschiedt automatisch doordat twee aan de slede bevestigde en daarmee heen en weer gaande duimen en r2 afwisselend stooten tegen de duimen e en e1 van eenen hefboom 1, die door stang k verbonden is met een gebroken hefboom ij, die de beweging dwars onder de machine door overbrengt op den riemvork f, zoodat de riem afwisselend op 1 en 3 schuift.

Voor het rijzen en dalen van het support draait men aan de as D. Nauwkeuriger instelling van den beitel in verticalen zin heeft dan plaats door schroef S. Om den beitel na iedere snede in horizontale richting te verplaatsen, wordt een palrad U aan schroef T telkens een of meer tanden versteld door een pal V, bevestigd aan eene schommelende schijf Vi. Deze verkrijgt hare beweging van den reeds genoemden hefboom 1, overgebracht door stang kj, gebroken hefboom zx met tegenwicht P, stang Z en koppelstang X. Door het wijder of dichter stellen der duimen r en rt kan men de schaaflengte naar behoefte regelen.

Nog moet vermeld worden, dat de beitelhouder scharnierend aan het eigenlijke beitelblok verbonden is, zoodanig dat bij den teruggang van het werkstuk de beitel met de nietsnijdende zijde daar los overheen schuift.

Bij de kleine schaafmachine (Strong-arm), fig. 2, die voor kleine werkstukken, b.v. in kopergieterijen gebruikt wordt, ligt het werkstuk onbeweeglijk op een blok b, op eene ondersteunde tafel T, die met eene geschaafde slede horizontaal verplaatsbaar is over Q door middel van schroef s. Q kan verticaal verschuiven tegen een geschaafd vlak aan het voetstuk G der machine door schroef u, bewogen door handwiel b. Op het bovenvlak van het voetstuk G ligt tusschen geschaafde lijsten de slede d met het beitelsupport S, en binnen in het voetstuk een horizontale as met sleufkruk, die met slede d door eenen trekstang verbonden is. Deze as ontvangt hare beweging van een riem op de trapschijf e, welke riem tevens loopt op een tweede trapschijf van de tusschen-transmissie-as A, die boven de machine is aangebracht. Schroef S wordt automatisch gedraaid door een schommelend palwerk C, met palrad, bewogen door as n door middel van kruksleuf, verstelbare krukpen en verbindingsstanget e.

De beitel schaaft bij het naar voren komen der slede d. Bij den teruggang sleept de niet-snijdende zijde van den beitel over het werkstuk. Hiervoor is wederom de beitelhouder scharnierend aan het support verbonden.

De inrichting eener schaafmachine voor lang hout blijkt uit fig. 3. Over het bed a, gesteund door voeten b, beweegt zich eene slede o, waarop het te schaven hout, onder den beitelwals d door, die bevestigd is aan eene slede m, tot wier ondersteuning twee stukken e e en tot wier verplaatsing een schroef s met tandrad t dienen. De machine wordt gedreven door riemschijf f, vandaar door riem rh de beitelwals en door u en i en trapschijven p en q, benevens kegelraderen k, een verticale as, die door tandrad en tandstang de slede beweegt. Een verstelbare rol W drukt aan de bovenzijde op het hout.

Bij vele S. van den tegenwoordigen tijd ligt de tafel, waarop zich het hout beweegt, vast. De aanvoer van het hout met eene snelheid van 350—800 mM. per seconde heeft dan plaats door geribde walsen, terwijl opstaande zijlijsten het hout geleiden. Gewoonlijk zijn zulke machines voorzien van twee horizontale en twee verticale messenwalsen, om het hout aan vier zijden tegelijk te bewerken. Geeft men aan de messen of beitels op de verticale spillen verschillende vormen, z.g. profielen, dan kan op zulk een machine het hout ook geploegd en geprofileerd worden.

Literatuur: Hermann Fischer, Die Werkzeugmaschinen (Berl. 1901).

< >