Gepubliceerd op 17-02-2021

Robert hall

betekenis & definitie

engelsch godgeleerde en kanselredenaar der engelisehe Dissenters, geb. 1764 te Arnsby bij Leicester. Zijn vader, leeraar bij de Baptisten, zond hem eerst naar een school te Bristol en vervolgens naar de hoogeschool te Aberdeen.

Na zijn studiën volbracht te hebben trad hij als leeraar op te Bristol, doch ging later naar Cambridge, waar hij in 1794 den christelijken godsdienst verdedigde tegen de beschuldiging, als verzette deze zich tegen de volksvrijheid^ in een geschrift getiteld: Christianity consistent with a love of freedom. Het ongeloof van dien tijd bestreed hij in een krachtige leerrede over Modern infidelity considered with respect to its influence on society, terwijl de schitterende stijl, daarin gebezigd, ook uitblinkt in Reflexions on war en The sentiments proper to the present crisis. In 1804 drong hem een verzwakking zijner vermogens om zijn predikambt neder te leggen, doch na zijn herstelling aanvaardde hij het leeraarsambt bij de Baptisten te Leicester en wees de schitterendste aanbiedingen, verbonden aan overgang tot de staatskerk, af. In 1826 naar Bristol vertrokken, was hij aldaar werkzaam tot zijn dood (1831). Als redenaar is H. zelden overtroffen geworden; zijn voordrachten waren even sierlijk als krachtig, zoodat zijn in druk verschenen werken (uitgeg. door Gregory, 6 dln., Lond. 1831—33 en meermalen) slechts een Hauwen indruk geven van de geestdrift die hij door het levende woord wdst teweeg te brengen.

< >