Gepubliceerd op 18-03-2021

Rabeh

betekenis & definitie

Rabah, Arabi, veroveraar en beheerscher van Midden-Soedan, 1892—1900, geb. omstreeks 1848 in Sennaar; stond in zijn jongejaren aan het hoofd van een troep slavenjagers, trok in 1879 met eenige duizenden tot soldaten gedrilde negerslaven naar Dar Fertit en veroverde van hier uit het geheele gebied v. het Mahdistenrijk en de Sahara tot aan Ubangi;hij maakte Dikoa tot zijn hoofdstad en regeerde met de grootste willekeur en wreedheid. De door de onderworpen stammen als bevrijders begroete Franschen, die 1897 van FranschKongo uit het rijk van R. binnendrongen, vernietigden in den groeten slag bij Kufferi R.’s geheele leger (22 April 1900); R. zelf sneuvelde, evenals de aanvoerder der Franschen, Lamy. 1 Mei 1900 werd Dikoa ingenomen.

Fadel-Allah, zoon van R., zette den strijd nog een tijdlang voort, doch viel 23 Aug. 1901 in een gevecht bij Goedsjiba. Het rijk van R. werd door Frankrijk, Engeland en Duitschland onder elkander verdeeld.Literatuur: Von Oppenheim, B. und das Tsadseegebiet (Berk 1902), Dujarric, La vie du sultan B. Les Français au Tchad (Parijs 1902), Gentil, La chute de l’empire de B. (ald. 1902)^