de op een vierkante grondvlakte rustende, met vier zijden opgebouwde spits toeloopende grafgebouwen der oude egypt. koningen. De egypt.
P. hebben, volgens het meest algemeene gevoelen, geen ander doel gehad dan om tot praalgraven te dienen. De meeste (80) en grootste worden in BenedenEgypte gevonden, aan de w.-zijde van den Nijl. Het gebruik om voor de koningen P. op te richten bestond echter slechts in het oude rijk tot 2000 v. Chr. Uit het nieuwe rijk is geen enkele konings-P. bekend, doch uit dezen lateren tijd zijn eenige P. van tichelsteenen te Tbebe bekend. Daarentegen werd sedert de 7de eeuw v. Chr. dit gebruik in Ethiopië weder gevolgd, en hier vindt men op het eiland Meroë en op de groote grafvelden in de nabijheid van den berg Barkal den pyramidenvorm niet alleen voor de graven van koningen, maar ook algemeen gebruikt. De meeste P. waren van steen, vele van ongebakken zwarte Nijltichels gebouwd, maar ook deze werden na hare voltooiing voorzien van een steenen, glad gepolijste bekleeding, welke de P. van Gizeh eerst in de 14de eeuw door de Arabieren verloren heeft. Alle P. zijn met hare zijden nauwkeurig overeenkomstig de hemelstreken geplaatst. De grootere P. werden bij1 haren eersten aanleg slechts van 30—40 voet gebouwd en later in den loop eener lange regeering, door aan alle zijden aangebrachte steenen wanden, naar alle zijden vergroot. Hieruit laat het zich verklaren, dat sommige koningen, aan welke een lange regeering ten deel viel, zulke verbazend groote P. hebben kunnen oprichten. De grafkamers zijn in den regel onder den grond in de rots uitgehouwen. Bij uitzondering zijn zij ook in het muurwerk zelf, zoo als in de P. van Cheops. Zie ook bij Egypte.