(of Proculus) neoplatonisch wijsgeer, gewoonlijk de Lyciër bijgenaamd, geb. 412 na Chr. te Konstantinopel, wijdde zich te Athene onder leiding van Plutarehus en Sy rianus aan de studie der platonische philoso phie, welke hij vervolgens tot aan zijn dood (in 485) leeraarde. Als dichter is hij voorts nog bekend uit een tweetal epigrammen en enkele hymnen.
Zijn overige werken waren van astronomischen, mathematischen (Commentarii in Eudidem), grammaticalen (commentaren op Hesio dus, geschriften over Homerus, enz.) en vooral van philosophischen inhoud (deels commenta ren en paraphrasen van dialogen van Plato,. deels zelfstandige verhandelingen). Of de Ghrestomathia grammatica, op wier door Photius meegedeelde excerpten onze kennis der griek sche cyclici berust, van hem afkomstig is en niet veeleer van een grammaticus P. uit da 2de eeuw na Chr., is twijfelachtig.