(lat.) in het oude Rome algemeene benaming voor een opzichter of hoofdambtenaar, wiens ambtelijke werkkring nader bepaald werd door een bijvoeging. Zoo had de P. annonae voor den korenaanvoer te zorgen; de P. classis voerde bevel over de vloot, de P. alae of equitum over ruiiberafdeeiingen der hulptroepen, de P. cohortis over afdeelingen voetvolk daarvan, enz.
Ben bijzondere beteekenis had onder de keizers het ambt van P. urbi (of urbis) en P. praetorio, waarvoor de ambtenaren door henzelven alleen benoemd werden. De eerste had te zorgen voor alles wat voor de veiligheid van Rome en omstreken in een kring van 100 rom. mijlen diende. Het ambt van P. praetorio w'erd door Augustus ingesteld en gewoonlijk door twee, somwijlen door één en soms ook door drie uit den ridderstand genomen ambtenaren bekleed; zij hadden aanvankelijk alleen het opperbevel over de praetorianen (zie ald.), langzamerhand echter kregen zij voortdurend grootere macht (vooral sedert Sejanus onder Tiberius), Werden zelfs belast, den keizer -te vervangen en beschikten meermalen over den troon; sedert Constantijn stonden zij aan het hoofd van het burgerlijk bestuur in de vier prefecturen, waarin het rijk verdeeld w'as, terwijl de militaire macht hun ontnomen was.