Gepubliceerd op 29-01-2021

Pieter rutger feith

betekenis & definitie

Nederl. rechtsgeleerde, geb. 1837 te Amsterdam, promoveerde in 1859 te Utrecht tot doctor in de rechten, op proefschrift: De leer der culpa in de verbintenissen, bekleedde te Amsterdam allerlei rechterlijke betrekkingen, is sinds 1876 raadsheer in den Hoogen raad der Nederlanden, en sedert 1880 lid der staats-commissie tot herziening van het Burgerl. wetboek, benevens curator der Leidsche hoogeschool; van zijn hand verschenen opstellen in de „Nieuwe Bijdragen voor Rechtsgeleerdheid’’, in „De Gids” en in „Themis”.

< >