geb. 1851 te ’s Gravenhage, promoveerde aan de universiteit te Leiden op: De Monadenleer van L^ïbniz tot doctor in de godgeleerdheid, was van 1882 tot 1891 remonstrantsch predikant te Utrecht en is sedert laatstgenoemd jaar hoofdredacteur van „Het Nieuws van den Dag”. Voornaamste werken: Paedagogische fragmenten (1891, 6de dr. 1905; hiervan zagen ook twee deensche, een duitsehe, een zweedsche en een finsche vertaling het licht); Ethische fragmenten (1892, 5de dr. 1905; hiervan verscheen ook een deensche vertaling in 2den dr.); [i]Het lied der provinciën.
Met Itistor. aanteekeningen[/i] (1901); Critische Geschiedenis van het substantie-begrip in de nieuwere wijsbegeerte (1905). Voorts werd onder redactie van R. bewerkt: Een halve eeuw. Nederland van 1848—1898 door Nederlanders beschreven (Amst. 1898).