beroemd boogschutter uit den trojaanschen sagenkrans, zoon van Poeas, den koning der Maliërs aan den Oeta, en van Demonassa, voerde zeven schepen tegen Troje, doch werd onderweg op Lemnus of het eilandje Chryse nabij Lemnus door een vergiftige slang gebeten en om den ondragelijken stank, dien de wonde verspreidde, op raad van Odysseus op Lemnus aan land gezet, waar hij in zijn lijden tot aan het tiende jaar van den oorlog een ellendig leven leidde. De cyclische en tragische dichters noemen hem een vriend en wapendrager van Heracles, van wien hij, als loon omdat hij den brandstapel, waarop Heracles zich op den Oeta aan de vlammen overleverde, had aangestoken (zie Heracles), den beroemden boog met de nooit missende vergiftigde pijlen ontvangen had.
Daar nu volgens een orakelspreuk Troje zonder de pijlen van Heracles niet veroverd kon worden, werd P. door Odysseus en Neoptolemus eindelijk van Lemnus naar het grieksche kamp gehaald, en hij bewerkte, door Machaon geheeld, door het neerleggen van Paris den val der stad. Op den terugtocht van Troje kwam hij volgens latere sage naar Italië, waar hij Petelia en Crimissa stichtte.