De voornaamste typen petroleum- en benzine-motoren zijn wel van D. W. v.
Bennes (Mach. fabriek Drakenburgh, Utrecht), Deutz, Korting, Crossley, Hornsby, Grob, Daimler en de Diesel-motor, gebouwd bij de Ned. Fabriek te Amsterdam.Werking ongeveer als volgt:
Bij den uitgaanden slag van den zuiger wordt door het vacuum in den cylinder de inlaatklep automatisch geopend, waardoor de lucht uit eene tamelijk wijde buis, die gewoonlijk te gelijk dienst doet als geluiddemper, vrij kan binnenstroomen. Tegelijk hiermee komt er bij het openen der klep een klein gaatje in de zitting vrij, waardoor de petroleum druppelswijze naar binnen komt. Deze petroleum wordt direct door de lucht verstoven en medegevoerd in den verdamper. Deze staat met de gloeibuis steeds in open verbinding. De lading wordt dan eerst door de gloeibuis ontstoken, wanneer zij door de compressie ontplofbaar geworden is. Een petroleum-blaaslamp verhit de buis en verwarmt de lucht voor.
Bij den terugkeerenden slag heeft de compressie plaats waardoor de inlaatklep automatisch gesloten w’ordt. Is de zuiger op ’t doode punt gekomen, dan heeft de ontploffing plaats, gevolgd door de uitzetting (expansie). Keert de beweging den zuiger op, dan wordt door middel van een hefboom, met nok, de uitlaatklep geopend, voor het doen ontsnappen der verbrandingsgassen.
Een regulateur, die zijn beweging van de krukas ontvangt, regelt den gang der machine.
De fig. geeft een type Crossley aan, die niet veel van D-eutz verschilt.
