of Brusianen, de aanhangers van Peter de Bruys (Bruis, Brusius), een dweper uit de 12de eeuw, stichter eener kettersche secte, uit Provence afkomstig, die de uitwendige zichtbare kerk verwierp; daar volgens hem de ware onzichtbare kerk alleen maar in de harten der geloovigen gezocht moest worden. Hij ijverde met fanatisme tegen doop en communie, mis en celibaat, tegen den geheelen uiterlijken eeredienst, totdat hij na 20 jaren (omstreeks 1126) door het gepeupel, verbrand werd.
Zijn aanhangers, de P., vooral in het zuiden van Frankrijk sterk verbreid, trokken oproermakend het land door, vernielden kerken en beelden, verbrandden reliquieën, mishandelden de priesters en wilden hen tot het huwelijk dwingen. Na Peters dood sloten ’ zij zich aan bij Hendrik van Lausanne, den stichter van de kettersche secte der Henricianen, totdat het omstreeks 1150 aan den h. Bernardus van Clairvaux en een pauselijk legaat door overreding en geweld gelukte, hen tot op een gering overschot na uit te roeien.