in de r.-k. kerk de op het vaticaansche concilie 18 Juli 1870 tot dogma verheven leerstelling, dat „de roomsche opperpriester (paus), wanneer hij spreekt ex cathedra, dat is: als hij, het ambt van herder en leeraar aller volken vervullend, met zijn hoogst, apostolisch gezag, een leer over geloof en zeden, door de geheele kerk te houden, bepaalt, door den goddelijken bijstand, hem in den gelukzaligen Petrus beloofd, die onfeilbaarheid bezit, waarmede de goddelijke Verlosser gewild heeft,
dat Zijn kerk in het bepalen der leer over geloof en zeden zou voorzien zijn en dat dusdanige verklaringen des roomschen opperpriesters uit zichzelf, niet echter door de toestemming der kerk, onveranderlijk zijn”.