wijze van schilderen, waarbij pastelverven (droge verven) worden aangewend, terwijl dan vervolgens met een zachten wisscher de strepen der stiften worden weggenomen, of wel de verschillende tinten en kleuren in elkander gedoezeld. Goede pastelwerken hebben iets zeer bekoorlijks door den zachten gloed der kleuren en het fluweelachtige der tinten.
De vleeschkleur is er zeer goed door weer te geven, zoodat het vooral voor portretten wordt gebezigd. De uitvinding van het P. schijnt in de 16de eeuw gezocht te moeten worden. Leonardo da Vinei zou er zich van bediend hebben bij het vervaardigen van studiekoppen voor zijn schilderijen. Fiorillo noemt Joseph Vivien (1657—1735), een leerling van Lebrun, een der eersten,, die in pastel schilderde.