Gepubliceerd op 28-02-2021

Paschen

betekenis & definitie

lat. en gr. pascha, hebr. pesah of phase, beteekent „voorbijgang” en is bij de Joden de herinnering aan het feit dat de Engel des Heeren, die de Egyptenaren strafte, de huizen der Joden voorbijging (zie art. Joden, bij Feest der ongezuurde brooden).

Bij de> Christenen is het tegenwoordig algemeen het feest van de verrijzenis van Christus. Het is een der oudste christelijke feesten en moet zeker tot de eerste eeuw n. Chr., zoo niet tot de Apostelen zelf teruggevoerd worden. Met bijzonderen luister werd het ook gedurende de zeven daaropvolgende dagen (octaaf) gevierd. Al dien tijd moesten de neophyten (nieuwgedoopten) in witte kleederen en met brandende lichten de godsdienstoefeningen bijwonen.In de eerste eeuwen was de Paaschviering niet overal gelijk én gaf zelfs aanleiding tot den bekenden strijd over het Paaschfeest. De azïatische Christenen, die zich voor hun praxis op den apostel Joannes beriepen, vierden op P. de verlossing door den dood van Christus, en legden het hoofdgewicht op den dag der maand, waarom zij P. altijd op den 14den Nisan vierden, (vandaar hun naam Quartodecimani), en de verrijzenis 2 dagen later; de westersche christenen vierden de verrijzenis van Christus en letten op den dag der week; daarom vierden zij het op den Zondag-na 14 Nisan. Daarbij kwam later nog een verschil van tijdberekening. Ten tijde van Christus vierden de Joden hun P. steeds na het lente-aequinoctium, na de verwoesting van Jeruzalem echter letten zij niet zoo nauwkeurig meer op den astronomischen datum en vierden soms hun P. reeds vóór aequinoctium. De quartodecimanen en zelfs sommige westersche Christenen volgden hen hierin na; deze werden protopaschieten genoemd. Pogingen om tot overeenstemming te komen werden beproefd door Polycarpus en de pausen Anicetus en Victor, welke laatste zelfs dreigde de quartodecimanen van de kerkgemeenschap uit te sluiten; de H.

Irenaeus wist echter een breuk te voorkomen. Eindelijk kwam de zaak tot beslissing op het concilie van Nicea in 325. Hier werd besloten:

1) P. zou altijd op Zondag gevierd worden;
2) wanneer 14 Nisan op Zondag viel, zouden de christenen P. een week uitstellen;
3) in één jaar mochten geen 2 Paaschfeesten zijn, d. i. P. moest altijd na aequinoctium gevierd worden;
4) de alexandrijnsche kerk zou een Paaschtafel berekenen en die zenden aan de romeinsche, deze aan de overige kerken.

Desondanks verdwenen de verschillen niet, daar de alexandrijnsche kerk een 19-jarigen cyclus met 21 Maart als aequinoctium had, doch de romeinsche een 84-jarigen cyclus met 18 Maart als aequinoctium. Eerst Dionysius Exiguus kon op den grondslag van een 19-jarigen (5 X 19 = 95-jarigen) cyclus een tafel leveren, die met de alexandrijnsche harmonieerde, zoodat tegen het einde der achtste eeuw de gansche christenheid gelijktijdig P. vierde. Sedert valt het christelijk P. altijd tusschen 22 Maart en 25 April.

< >