Gepubliceerd op 28-02-2021

Papieren geld

betekenis & definitie

is een schuldbekentenis, waaraan een besluit der Regeering of een wet de hoedanigheid van gangbare munt heeft toegekend. Oorspronkelijk heeft alleen als ruilmiddel kunnen dienst doen, wat werkelijk de waarde had, welke er op was uitgedrukt.

Maar toen de omzet grooter werd, is men genoodzaakt geworden geld te gebruiken, dat zonder innerlijke waarde niet anders was dan de symbolieke voorstelling van een zeker bedrag, afspraak, welke reden van bestaan kon houden zoolang een Regeering het daarvoor gebruikte stuk leder of papier waarmerkt en waarborgt. Dit expediënt, het eerst in zwang gekomen in tijden van oorlog of bij' insluiting eener stad, was reeds bekend in het oude Griekenland. Er zijn in de oudheid verscheidene voorbeelden bekend van Regeeringen, o. a. te Rome, welke haar munt moedwillig besnoeiden of willekeurig inkortten. Te Athene is zulks niet gebeurd, en dat is misschien het geheim van zijn commercieele ontwikkeling geweest. In de Middeleeuwen is besnoeiing in vele landen eveneens geschied. Philippe le Bel, de fransche konïng, veranderde het gehalte der muntstukken naar gelang hij te betalen of te ontvangen had.Als meest volledige vorm van dit hulpmiddeltje om geld te maken, is het papieren geld met gedwongen koers in gebruik gekomen, in de 13de eeuw bij de opvolgers van Tchengis Khan in China, waar de Venetiaansche reiziger Marco Polo het beschreven heeft, en in de 18de eeuw in Europa, met name in Zweden, na den dood van Karel XII, in Rusland, in Oostenrijk en in Italië, tot in onze dagen, in Frankrijk tijdens de groote omwenteling. Voorts zijn er ook in de 19de eeuw een aantal voorbeelden aan te halen van gebruik en misbruik van papieren geld met gedwongen koers. Wanneer het maken van papieren geld zich niet verder uitstrekt dan de werkelijke behoefte, welke in eenig land bestaat aan ruilmiddel, dan is de zaak zonder eenig gevaar, want dan zal de werkelijk aanwezige waarde de denkbeeldige waarde van het papier dekken en waarborgen. Maar wordt bij de uitgifte van papieren geld dat bedrag overtroffen, tweemaal, driemaal, viermaal, dan zal daarmede niet een tweemaal, driemaal, viermaal grootere waarde geschapen worden, maar dan zal het eenige gevolg van zulk een overmatige uitgifte zijn, dat de waarde van het papier in omloop daalt tot de helft, het derde, het vierde deel van hetgeen er op staat uitgedrukt. De totale waarde blijft dezelfde, zij verdeelt zich slechts over een grooter aantal documenten. Wanneer duizend millioen gulden voldoende zijn als waarde van het ruilmiddel voor den handel in zeker land, dan kan dat bedrag zonder gevaar voor crisis als papier in omloop worden gebracht, maar wordt er dan twee duizend millioen aan papieren geld uitgegeven, dan verliest het de helft, bij drie duizend millioen tweederde, bij vierduizend millioen drievierden van de waarde, welke het voorstélt.

Dat verklaart de aanzienlijke daling van de assignaten ten tijde der groote Fransche omwenteling, toen vijf-en-veertig duizend mill. franken daarvan werden uitgegeven. Zulk een daling geschiedt niet onmiddeliijk, eerst heeft de groote ruimte aan ruilmiddel ook een groote stijging van den omzet tengevolge, maar spoedig volgt de daling, omdat niemand vertrouwen heeft, om zaken op längeren termijn af te sluiten, wijl onzekerheid bestaat over de waarde welke het papieren geld later hebben zal.

Het uitgeven van papieren geld met gedwongen koers is zeer verleidelijk voor Regeeringen, welke in het nauw zitten, want het helpt werkelijk in zekere mate. De eerste duizend millioen aan papieren geld komen inderdaad geheel binnen. Van de tweede duizend millioen komen slechts vijf honderd millioen in kas, maar toch altijd zooveel. Van de derde duizend millioen komen drie honderd millioen beschikbaar, enzoovoorts. Er is dus voor de Regeeringen, welke dit reddingmiddel aangrijpen een rechtstreeksch voordeel te behalen. De schade zit hierin, dat de ingezetenen op ‘het reeds uitgegeven en aangenomen papier telkens zooveel verliezen, als de Regeering bij iedere nieuwe uitgifte ter beschikking krijgt.

Het zal ten eeuwigen dage de roem van Frankrijk blijven, dat het na den oorlog van 1870 vijf duizend millioen franken oorlogsschatting aan Duitschland heeft betaald, en nog ongeveer vier duizend millioen franken aan onkosten en vergoedingen van allerlei aard, dat is 'samen negenduizend millioen franken, zonder zijn toevlucht genomen te hebben tot uitgifte van papieren geld met gedwongen koers. Frankrijk heeft het geluk gehad, in Thiers een voorzichtig financier aan zijn hoofd te hebben, met wien het zonder schokken de grootste tot nu toe bekende financieele crisiste boven gekomen is.

Hierbij moet wel is waar niet vergeten worden dat Frankrijk zeer groote natuurlijke hulpmiddelen en een scherpzinnige en werkzame bevolking heeft, maar niettemin komt aan de'Franschen groote lof toe, dat zij niet gezwicht zijn voor de verleiding, om door uitgifte van papieren geld met gedwongen koers zich uit de tijdelijke verlegenheid te redden. In hoofdzaak hebben zij den achterstand gedekt door de indirekte en verbruiksbelastingen (zoowel accijnzen als invoerrechten) te verhoogen, terwijl zij de direkte belastingen onveranderd hebben gelaten. Deze oplossing is met groot succes bekroond geworden, en heeft nergens in den lande ontevredenheid onder de bevolking te weeg gebracht. Zij kan dienen alsvoorbeeld, wanneer aan eenig land dergelijke tegenspoed overkomt.

< >