éénlobbige plantenfamilie, met ongeveer 80 soorten in de tropische landen, vooral op de Polynesische, Maleische en Afrikaansche eilanden. Het zijn duidelijk geringde boomen of heesters, die öf overeind staan öf klimmen, zich twee- of meermalen gaffelig vertakken.
Dikwijls verheffen zij zich op half uit den grond oprijzende luchtwortels, die ook uit den stengel te voorschijn komen en duidelijke wortelmutsjes dragen. De dikwijls zeer lange bladeren staan aan den top des stengels in bundels bijeen, zijn spitspuntig en bijna altijd aan de randen en de middennerf met stekels gewapend. De bloem komt overeen met die der palmen. De vruchten (bes- of steenvrucht) zijn in groote klossen vereenigd.