Gepubliceerd op 28-02-2021

Palts (duitse staat)

betekenis & definitie

vroeger de naam van twee duitsche staten, die ter onderscheiding Opper- en NederPalts genoemd werden en tot 1620 bij elkander behoorden. De Opper-P. of Beiersche P. werd door Baireuth, Bohemen, Neuburg, Beieren en bet gebied der stad Neurenberg begrensd, had Amberg tot hoofdstad, en telde in 1807 met Cham en Salzbach ongeveer 283.800 inw.

De Neder-P. of Rijn-P. lag aan beide zijden van den Rijn en werd ingesloten door Mainz, Katzenellenbogen, Württemberg, Baden, den Elzas, Lotharingen en Trier. Sedert 1215 waren de hertogen van Beieren paltsgraven aan den Rijn. In 1294 kwam het tot een deeling tusschen de broeders Rudolf en Lodewijk, van welke de eerste de keurvorstelijke waardigheid en de P. aanvaardde, terwijl de laatste Opper-Beieren verkreeg, keizer werd en later ook NederBeieren erfde. Daar zijn broeder Rudolf zich aan de zijde van zijn tegenstander, den hertog Frederik den Schoonen, schaarde, verjoeg hij hem, doch trof daarna een vergelijk met diens zonen en liet de landen van den P. aan ben over, waarbij hij nog een gedeelte van Beieren voegde, dat later de Opperpalts genoemd werd. Toen de keurvorst Frederik V de kroon van Bohemen in 1619 had aangenomen, werden zijn landen en de keurvorstelijke waardigheid aan den hertog Maximiliaan van Beieren opgedragen. Karel Lodewijk, de zoon van Frederik V, kreeg wel bij den Westfaalschen vrede de Nederpalts terug, maar de Opperpalts bleef bij Beieren.

Met Karel, den zoon van Lodewijk, stierf het regeerend geslacht in den Nederpalts in 1685 uit. De keurvorstelijke waardigheid en de daarbij behoorende landen kwamen nu aan den paltsgraaf van Neuburg, wiens geslacht in 1742 uitstierf, waarop de keurvorstelijke waardigheid aan het geslacht Salzbach kwam, waardoor Karel theod. in het bezit geraakte van alle keurpaltsehe, guliksche en beiersche landen. Daar in 1777 ook het keurvorstelijke huis van Beieren was uitgestorwerden deze landen insgelijks met de Paltsche vereenigd, een kleine streek uitgezonderd, die aan Oostenrijk kwam. In 1799 werd Karel Theodoor opgevolgd door den hertog Maximiliaan Jozef van Tweebruggen, die in 1801 bij den vrede van Lunéville afstand deed van de Nederpalts. Een gedeelte daarvan, dat aan den linker Rijnoever lag, werd aan Frankrijk afgestaan, het overige bij Baden, Hessen-Darmstadt, Nassau en andere staten ingelijfd. Na den Parijschen vrede moest Frankrijk zijn aandeel weder teruggeven. Behalve de deelen der oude Nederpalts, die bij Baden, Hessen en Pruisen bleven of daaraan afgestaan werden, kwam de P. grootendeels weder aan Beieren.

< >