Reeds bij de Heidensche volken maakten de 0. een wezenlijk bestanddeel van den godsdienst uit. Het O. gaat van de veronderstelling uit, dat de mensch zich aan de eene zijde van de godheid afhankelijk gevoelt, maar ook aan de andere zijde op den wil van deze invloed meent te kunnen uitoefenen.
De offerdienst is dan ook 'zoo oud als de godsdienst zelf. Dat de góden in den opstijgenden reuk van het 0. behagen scheppen en de hun toegebrachte spijzen en dranken in ontvangst nemen, is een meening die men overal in het heidendom aantreft. Het bloed moest volgens de heidensche inzichten dienen om den góden tot voedsel te verstrekken, waarom dan ook krijgsgevangenen en vreemdelingen op de altaren geslacht werden. Deze gewoonte, die met het eten van menschen samenhangt, treedt bij den voortgang der beschaving schier overal op den achtergrond, terwijl het offeren van kinderen, jongelingen en maagden van het eigen volk op het denkbeeld berust, dat slechts door de opoffering van het edelste en beste de gunst der góden kon verkregen worden. Behalve deze offers om de gunst der góden af te smeeken, kende de heidensche oudheid ook dank- en reuk-offers, waarbij dikwijls een groot aantal dieren geslacht werden (hecatomben), van welke men echter alleen de vetdeelen verbrandde en het vleesch bij de offermaaltijden nuttigde. Eigenlijke zoenoffers worden echter bij de heidenen niet aangetroffen.
Bij de Israëlieten is het O. de kern hunner dienstvereering en wordt er een diepere beteekenis aan gehecht. Het brandoffer was waarschijnlijk het oudste en komt ook het meeste voor, daar het niet alleesi iederen morgen en avond aan Jehova werd toegebracht, maar ook bij gewichtige omstandigheden plaats vond. Hiermede verwant waren de dank- en lofoffers, bij gelegenheid van verblijdende gebeurtenissen zoowel in het openbare als in het huiselijke leven. Van de offerdieren werden, evenals bij de heidenen, alleen de vetdeelen verbrand, het overige viel den priesters ten deel. De spijs- en drankoffers, uit meel, olie en wijn bestaande, komen meestal met de brand- en dankoffers vereenigd voor. Het schuld- en zoenoffer is alleea aan de Israëlietische godsvereering eigen.
Het. belangrijkste zoenoffer voor het volk werd op den Grooten Verzoendag gebracht, wanneer de hoogepriester met het bloed van het offerdier het verzoendeksel van de arke des verbondsin het heilige der heiligen besproeide. Dat het offerdier gedood werd in de plaats vanden offeraar, die door zijn zonde den dood verdiend had, is een later opgekomen voorstelling. Misoffer, zie Mis.